STARTEN EN RIJDEN
Brandstof - diesel
De motor loopt op dieselolie.
Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenom-
meerde oliemaatschappijen. Giet nooit brandstof
van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De diesel-
brandstof moet voldoen aan de norm EN 590,
SS 155435 of JIS K 2204. Dieselmotoren zijn
gevoelig voor verontreiniging in de brandstof,
zoals metaaldeeltjes en een hoog zwavelgehalte.
Bij lage temperaturen (lager dan 0 °C) kan de
paraffine in de dieselolie uitvlokken. Dit kan tot
startproblemen leiden. De verkrijgbare brandstof-
kwaliteiten moeten zich lenen voor gebruik in het
actuele jaargetijde en klimaatgebied, maar in
extreme weersomstandigheden, bij gebruik van
verouderde brandstof of bij ritten door verschil-
lende klimaatgebieden kan desondanks uitvlok-
king optreden.
Het risico van condensatie in de brandstoftank
neemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt.
Houd tijdens het tanken het gebied rond de vul-
pijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakte
oppervlakken. Maak als u gemorst hebt het
gebied met water en zeep schoon.
Dieselolie kan max. 7% FAME bevatten. Het is niet toegestaan meer toe te voegen.
14
322
BELANGRIJK
De dieselolie:
•
moet voldoen aan de norm EN 590,
SS 155435 of JIS K 2204
•
moet een zwavelgehalte hebben van
maximaal 10 mg/kg;
•
mag maximaal 7 vol% FAME (Fatty Acid
Methyl Ester) bevatten.
BELANGRIJK
Maak geen gebruik van de volgende diesel-
olieachtige brandstoffen:
•
speciale toevoegingen (dopes)
•
scheepsolie
•
stookolie
•
14
FAME
(Fatty Acid Methyl Ester) of
plantaardige olie.
Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de
kwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aan-
leiding tot verhoogde vormen van slijtage en
motorschade die niet worden gedekt door de
garanties van Volvo.
Wanneer u de tank leegrijdt
Na motoruitval door brandstofgebrek heeft het
brandstofsysteem enige tijd nodig om een con-
trole uit te voeren. Doe in dat geval (ná bijtanken
met dieselolie) het volgende, voordat u de motor
start:
1. Plaats de transpondersleutel in het contact-
slot en duw deze tot aan de aanslag naar
binnen. Voor meer informatie, zie Sleutel-
standen (p. 85).
2. Druk op de START-knop zonder rem- en/of
koppelingspedaal te bedienen.
3. Wacht ca. één minuut.
4. Om de motor te starten: Bedien rem- en/of
koppelingspedaal en druk nogmaals op de
START-knop.
N.B.
Alvorens brandstof te tanken bij een leegge-
reden tank:
•
Breng de auto tot stilstand op een zo
egaal/horizontaal mogelijke ondergrond
– als de auto overhelt, bestaat er gevaar
voor luchtbellen in de brandstoftoevoer.