64 Opstarten, besturing via de I/O en ID Run
4. Zoek de betreffende parameter in de groep met de
toetsen
5. Blijf
ongeveer twee seconden indrukken totdat
de parameterwaarde verschijnt met
waarde.
6. Wijzig de waarde met de toetsen
waarde verandert sneller als u de toets ingedrukt
houdt.
7. Sla de parameterwaarde op door op
drukken.
Selecteer die applicatiemacro (parameter 9902)
volgens welke de besturingskabels zijn aangeslo-
ten.
De standaardwaarde 1
meeste gevallen.
Kies de motorbesturingsmodus (parameter 9904).
1
(VECTOR:
TOERENTAL) voldoet in de meeste
gevallen.
2
(VECTOR:
KOPPEL) is geschikt voor toepassingen
met koppelregeling.
3
(SCALAR:
FREQ) wordt aanbevolen
• voor omvormers met meerdere motoren wanneer het
aantal op de omvormer aangesloten motoren varieert
• wanneer de nominale motorstroom minder dan 20%
van de nominale stroom van de omvormer bedraagt
• wanneer de omvormer voor testdoeleinden wordt
gebruikt, zonder aangesloten motor.
3
(SCALAR:
FREQ) wordt niet aanbevolen voor
synchrone permanentmagneetmotoren.
/
.
(ABB
STAND) voldoet in de
REM
onder de
REM
SET
/
. De
REM
te
REM
REM
REM
9903
PAR
FWD
1
PAR
SET
FWD
2
PAR
SET
FWD
9903
PAR
FWD
9902
PAR
FWD
9904
PAR
FWD