438 Appendix: Safe torque off (STO)
Werkingsprincipe
1. De Safe torque off activeert (de activatieschakelaar wordt geopend of de contac-
ten van het veiligheidsrelais openen).
2. De STO ingangen IN1 en IN2 op de stuurkaart van de omvormer worden span-
ningsloos.
3. De STO haalt de stuurspanning van de IGBT's van de omvormer af.
4. Het besturingsprogramma genereert een melding zoals gedefinieerd door
parameter 3025 STO BEDRIJF.
De parameter kiest welke indicaties gegeven worden wanneer één of beide Safe
torque off (STO) signalen uitgeschakeld worden of verloren gaan. De indicaties
zijn ook afhankelijk van de situatie of de omvormer in bedrijf is of gestopt wanneer
dit gebeurt.
Opmerking: Deze parameter heeft geen effect op de werking van de STO-functie
zelf. De STO-functie werkt onafhankelijk van de instelling van deze parameter:
een omvormer in bedrijf zal stoppen als één of beide STO-signalen verwijderd
worden, en zal niet starten totdat beide STO-signalen hersteld zijn en alle fouten
gereset zijn.
Opmerking: Het verlies van slechts één STO-signaal genereert altijd een fout,
aangezien het geïnterpreteerd wordt als een storing van de STO hardware of
bedrading.
5. Motor loopt uit tot stilstand (indien deze draaide). De omvormer kan niet opnieuw
starten zolang de activatieschakelaar of contacten van het veiligheidsrelais open
zijn. Nadat de contacten gesloten zijn, is een nieuwe startopdracht nodig om de
omvormer te starten.
Opstarten inclusief acceptatietest
Om zeker te zijn van de veilige werking van een veiligheidsfunctie is validatie vereist.
De uiteindelijke samenbouwer van de machine moet de functie valideren door een
acceptatietest uit te voeren. De acceptatie-test moet worden uitgevoerd
• bij het eerste opstarten van de veiligheidsfunctie
• na een wijziging die betrekking heeft op de veiligheidsfunctie (printplaten,
bedrading, componenten, instellingen, etc.)
• na onderhoudswerkzaamheden die betrekking hebben op de veiligheidsfunctie.
Competentie
De acceptatietest van de veiligheidsfunctie moet uitgevoerd worden door een
competente persoon met voldoende expertise en kennis van de veiligheidsfunctie en
van functionele veiligheid, zoals vereist in IEC 61508-1 bepaling 6. De testprocedures
en het rapport moeten gedocumenteerd en ondertekend worden door deze persoon.