WAARSCHUWING
• Plaats
geen
accessoires
stickers op de voorruit en tint
deze niet.
• Laat de voorruit vervangen door
een officiële dealer.
• Verwijder geen onderdelen die bij
de High Beam Assist horen en
beschadig deze niet.
• Zorg ervoor dat er geen water in
de
High
Beam
Assist-unit
terechtkomt.
• Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier, enz.
Het systeem werkt mogelijk niet
goed wanneer zonlicht wordt
gereflecteerd.
• Soms werkt het High Beam
Assist-systeem
mogelijk
goed.
Controleer
voor
veiligheid
altijd
wegomstandigheden. Als
systeem niet normaal werkt,
wissel dan handmatig tussen
groot- en dimlicht.
Richtingaanwijzers
of
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaar
omhoog
of
omlaag
richtingaanwijzers in te schakelen. De
groene, pijlvormige controlelampjes op
niet
het instrumentenpaneel geven aan welke
uw
richtingaanwijzer in werking is. Na het
de
nemen van de bocht, worden de lampjes
het
automatisch
uitgeschakeld. Zet
combischakelaar handmatig terug in de
middenstand als de richtingaanwijzers
na een bocht blijven knipperen.
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.
ODMECO2026
(A)
om
de
de
Kenmerken van uw auto
een
controlelampje
blijft
4 153