Kenmerken van uw auto
• Vergrendel de portieren door op de
vergrendeltoets van de Smart Key te
drukken.
Na het voltooien van bovenstaande
stappen
knipperen
alarmknipperlichten eenmaal om aan
te
geven
dat
het
ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap is geopend, werken de
alarmknipperlichten niet en wordt het
antidiefstalsysteem
ingeschakeld. Als vervolgens alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn, zullen de
alarmknipperlichten
knipperen.
4
18
Met de afstandsbediening
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
de
1. Zet de motor uit en verwijder de
contactsleutel uit het contactslot.
alarm
is
2. Controleer of alle portieren, de
motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn.
3. Vergrendel de portieren door op de
vergrendeltoets
niet
afstandsbediening te drukken.
Na het voltooien van bovenstaande
stappen
alarmknipperlichten eenmaal om aan
eenmaal
te geven dat het alarm is ingeschakeld.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap is geopend, werken de
alarmknipperlichten niet en wordt het
antidiefstalsysteem niet ingeschakeld.
Als vervolgens alle portieren, de
achterklep en de motorkap gesloten
zijn, zullen de alarmknipperlichten
eenmaal knipperen.
• Schakel het alarm pas in als alle
passagiers de auto verlaten hebben.
Als het alarm wordt ingeschakeld
terwijl er nog iemand in de auto zit,
wordt het alarm geactiveerd als
diegene de auto verlaat. Als binnen
30 seconden na het inschakelen van
het alarm een portier, de achterklep
of de motorkap wordt geopend,
wordt het systeem uitgeschakeld
om onnodig activeren van het alarm
van
de
te voorkomen.
knipperen
de