Programmeren
Deze functie kan worden
in- en uitgeschakeld in het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0
Leeg.
1
Gedeeltelijke belading.
2
Gemiddelde belading.
3
Maximaal toegestane belading.
Stand 0 is de basisinstelling.
Ruitenwisserschakelaar
Programmeren
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende activeringen/deactiveringen mogelijk:
-
automatische werking van de ruitenwissers
vóór,
-
automatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Verlichting en zicht
Met handbediende ruitenwissers
(interval)
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag om
de ruitenwissers in de gewenste snelheid te
zetten.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
regen).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
4
87