De remlichten gaan branden zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de auto
snelheid mindert.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand
tot de voorligger in acht moet nemen en
de aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Sommige voertuigen op de weg kunnen
niet goed gedetecteerd of verkeerd
geïnterpreteerd worden door de camera (bijv.
een vrachtwagen), wat kan leiden tot een
slechte inschatting van de afstanden en het
onjuist versnellen of afremmen van de auto.
De bestuurder moet op elk moment
de controle over de auto weer kunnen
overnemen door het stuurwiel steeds met
beide handen vast te houden en de voeten bij
het rempedaal en het gaspedaal te houden.
Stuurkolomschakelaars
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verlagen van de ingestelde
rijsnelheid.
3. De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verhogen van de ingestelde
rijsnelheid.
4. Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.
5. Gebruik de door het snelheidlimietherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
6. Weergeven en instellen van de opgeslagen
afstand tot de voorligger.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
snelheidlimietherkenningssysteem.
Weergave op het instrumentenpaneel
7.
Voorligger aanwezig/afwezig.
8. Snelheidsregeling ingeschakeld/
uitgeschakeld.
9. Ingestelde snelheid.
10. Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen
met automatische transmissie).
11. Voorgestelde snelheid door het
snelheidlimietherkenningssysteem
Bij detectie van een voorligger wordt het
symbool 7 gevuld met de kleur die hoort bij de
status van de snelheidsregeling. Standaard is
het symbool 7 leeg.
Als de snelheidsregeling is geactiveerd,
worden de symbolen 7 en 8 groen
weergegeven. Standaard worden deze
symbolen grijs weergegeven.
12. Instelling afstand tot voorligger.
13. Gedetecteerde positie van de auto door de
camera.
Inschakelen
F Zet, bij een draaiende motor, knop 1 in
de stand "CRUISE". De werking van het
systeem is onderbroken (weergegeven in
grijs).
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
De snelheid van de auto moet liggen tussen 30
en 160 km/h:
F Druk tijdens het rijden op een van de
toetsen 2 of 3: de actuele rijsnelheid van uw
auto wordt de ingestelde rijsnelheid.
De snelheidsregelaar wordt ingeschakeld
(weergegeven in groen).
Rijden
6
149