Rijden
P.
Parkeerstand.
F Houd het rempedaal ingetrapt en
draai de keuzeschakelaar in deze
stand om de auto te parkeren of om
de motor te kunnen starten.
R.
Achteruitversnelling.
F Draai de keuzeschakelaar in deze
stand.
N.
Neutraalstand.
F Draai de keuzeschakelaar in deze
stand om de motor te kunnen starten.
D.
Automatische bediening.
F Draai de keuzeschakelaar in deze
stand.
M.
Zelf sequentieel schakelen tussen de
versnellingen.
F Druk met de keuzeschakelaar in de
stand D op deze toets en schakel
vervolgens met de stuurwielflippers.
De stand N kunt u gebruiken in een file
of bij het wassen van de auto in een
wasstraat.
132
Stuurwielflippers
F Trek de rechter flipper "+" of linker flipper "-"
naar u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de keuzeschakelaar
verandert of op de toets M drukt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
Parkeerstand
R.
Achteruitversnelling
N.
Neutraalstand
D.
Rijden (automatisch schakelen)
M.
Handmatig (handmatig schakelen)
1 tot 8. Versnelling ingeschakeld
-
Ongeldige waarde
F Als op het instrumentenpaneel
de melding "Trap het
rempedaal in" wordt
weergegeven, moet u het
rempedaal volledig intrappen.
Starten van de auto
F Trap het rempedaal in en
selecteer de stand P.
F Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F Zet de parkeerrem vrij.
F Selecteer de stand R, N of D.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
moet wegrijden op een steile helling, houd
dan het rempedaal ingetrapt, selecteer
de stand D, zet de parkeerrem vrij en laat
vervolgens het rempedaal los.
F Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.