De adaptieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
Houd echter altijd rekening
met de verkeerssituatie, de
weersomstandigheden en de staat van het
wegdek en pas uw snelheid en afstand tot
uw voorligger daarop aan.
Activeer de snelheidsregelaar uitsluitend
als de verkeerssituatie het mogelijk maakt
om gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand
tot uw voorligger te blijven rijden.
Gebruik de snelheidsregelaar niet in
stedelijk gebied met overstekende
voetgangers, bij druk verkeer (behalve
uitvoeringen met de automatische
transmissie EAT8), op bochtige of steile
wegen, op gladde of ondergelopen wegen,
bij sneeuw, als de voorruit is beschadigd
of als de remlichten defect zijn.
In bepaalde gevallen kan het voorkomen
dat de ingestelde snelheid niet kan
worden vastgehouden of zelfs niet wordt
gehaald, zoals bij zware belading of op
een steile helling.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
-
als de voorzijde van de auto is
gewijzigd (montage van verstralers,
overspuiten van de voorbumper),
-
bij het rijden op een kombaan,
-
op een rollenbank,
-
bij het gebruik van sneeuwkettingen,
sneeuwsokken of spijkerbanden.
Matten die niet door CITROËN zijn
goedgekeurd kunnen de werking van de
snelheidsregelaar hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten op elkaar.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
rijden op bochtige wegen,
-
slecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, zware regenval, dichte mist
enz.),
-
verblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
de camera is bedekt (met modder, ijs,
sneeuw of condens, enz.).
Onder deze omstandigheden werkt het
detectiesysteem mogelijk minder goed.
Storing
Als de snelheidsregelaar
storingen vertoont, worden
streepjes weergegeven in plaats
van de ingestelde snelheid van
de snelheidsregelaar.
Als dit lampje gaat branden
in combinatie met een
waarschuwingsmelding en
een geluidssignaal, is er een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
De adaptieve snelheidsregelaar wordt
automatisch uitgeschakeld nadat het
gebruik van het noodreservewiel of een
storing van de buitenste remlichten of de
remlichten van de aanhanger (bij gebruik
van een goedgekeurde trekhaak) is
gedetecteerd.
Snelheden opslaan
Met deze functie, die is gekoppeld aan de
snelheidsbegrenzer en de programmeerbare
snelheidsregelaar, kunt u snelheden opslaan
die vervolgens kunnen worden gebruikt voor
het instellen van de snelheidsbegrenzer en de
snelheidsregelaar.
Rijden
6
155