Als een portier of deur, of de achterklep
niet goed is gesloten (behalve de rechter
achterdeur):
-
gaat, bij stilstaande auto en draaiende
motor, dit lampje branden in combinatie
met een waarschuwingsmelding die
enkele seconden wordt weergegeven,
-
brandt tijdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h) dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt
weergegeven.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnen- en buitenportiergrepen
niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand in
de auto bevindt.
Met de sleutel
F Steek de sleutel in het slot en draai
de sleutel naar achteren om de
supervergrendeling in te schakelen.
F Draai binnen vijf seconden de sleutel
nogmaals in de richting van de achterzijde.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de
supervergrendeling in te
schakelen.
F Druk binnen vijf seconden na
het vergrendelen nogmaals op
deze knop.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering van de auto, de buitenspiegels
elektrisch ingeklapt.
Als u een van de
vergrendelknoppen ingedrukt
houdt, worden de ruiten
gesloten (afhankelijk van de
uitvoering). Wanneer u de knop
loslaat, stopt de beweging van
de ruiten.
Met de Keyless entry and start-
afstandsbediening op zak
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voor- of achterportiergrepen om de auto te
vergrendelen.
F Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Toegang tot de auto
Met achterdeuren/achterklep
F Druk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur/
achterklep om de auto te vergrendelen.
F Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de supervergrendeling in te
schakelen.
2
41