Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Tot de functie is gedeactiveerd gaat de
verlichting over op de stand "automatische
verlichting":
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat:
-
de dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
het grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist signaleert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit lampje gaat uit als de functie
wordt uitgeschakeld.
Verlichting en zicht
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
Geef een lichtsignaal om de werking
van de functie te onderbreken;
het verlichtingssysteem wordt
overgeschakeld op de stand
"automatische verlichting":
-
als de lampjes "AUTO" en "Dimlicht" groen
brandden, zal het systeem overschakelen
op het grootlicht,
-
als de lampjes "AUTO" en "Grootlicht" blauw
brandden, zal het systeem overschakelen
op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
4
85