Download Print deze pagina

CITROEN Berlingo Instructieboekje pagina 169

Advertenties

De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Het geluidssignaal afstellen
In uitvoeringen uitgerust met
CITROËN Connect Radio, wordt
door het indrukken van deze
knop het venster Volumeafstelling
geluidssignaal geopend.
Grafische weergave
Aanvulling op het geluidssignaal zonder
rekening te houden met de rijrichting van het
voertuig, door balken op het scherm weer te
geven die de afstand aangeven tussen het
obstakel en het voertuig (wit: obstakels veraf,
oranje: obstakels in de buurt en rood: obstakels
heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt
(voor of achter) geeft de plaats van het
obstakel ten opzichte van de auto aan de
zijde van de rijrichting van de auto (vooruit
of achteruit) aan.
Parkeerhulp zijkant
Door gebruik te maken van vier extra sensoren
aan de zijkant van de voor- en achterbumper,
registreert het systeem de positie van de vaste
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft
een signaal wanneer de obstakels de zijkant
van de auto naderen.
Alleen vaste obstakels worden correct
aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de
manoeuvre, kunnen per ongeluk worden
aangegeven. Bewegende objecten die
aan de zijkanten van de auto verschijnen
en niet vooraf geregistreerd zijn, worden
echter niet aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre worden
opgeslagen, worden uit het geheugen gewist
als het contact wordt afgezet.
Rijden
6
167

Advertenties

loading