Rijden
De door de camera getoonde beelden
kunnen door het reliëf worden vervormd.
Bij zonnig weer of onvoldoende
omgevingslicht kunnen er schaduwzones
ontstaan; het beeld is dan donkerder en
minder contrastrijk.
Activeren
Het systeem wordt automatisch geactiveerd bij
het inschakelen van de achteruitversnelling, bij
een wagensnelheid lager dan 10 km/h.
Door op deze zone te drukken kunt u op elk
gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Wanneer het submenu wordt weergegeven,
kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
170
"Ingezoomd beeld".
"Stand AUTO".
De functie wordt uitgeschakeld:
-
Zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (auto's met een trekhaak die
volgens de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd).
-
Als de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10 km/h.
-
Als de achterklep wordt geopend.
-
Als uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog
7 seconden weergegeven).
-
Als op het rode kruis in de linkerbovenhoek
van het het touchscreen wordt gedrukt.
Controleer regelmatig of de lens van de
camera schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de camera's en sensoren.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich bevindt ter
hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm
van de auto), wordt dankzij de sensoren in de
achterbumper automatisch overgeschakeld van
de weergave van de omgeving achter de auto
(standaard) naar de weergave van het beeld
van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
Standaardbeeld
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.