NEDERLANDS
5.5.6 - PK
: Drempel lage druk aanzuigzijde
Alleen aanwezig op de modellen met Kiwa-functie. Stelt de drukdrempel in waaronder wordt ingegrepen door een blokkering wegens lage druk
aan de aanzuigzijde.
5.5.7 - T1: Vertraging lage druk (detectiefunctie lage druk aanzuigzijde)
Alleen aanwezig op de modellen met Kiwa-functie.
Deze stelt de uitschakeltijd van de inverter in vanaf het moment waarop de lage druk aan de aanzuigzijde wordt gedetecteerd (zie Instelling van
de detectie van lage druk aan de aanzuigzijde, par. 5.7). T1 kan worden ingesteld tussen 0 en 12 s. De fabrieksinstelling is 2 s.
5.6 - Menu technische assistentie
Geavanceerde instellingen die alleen mogen worden verricht door gespecialiseerd personeel of onder direct toezicht van het assistentienetwerk.
Houd vanuit het hoofdmenu de toetsen "MODE" en "SET" en "˄" tegelijkertijd ingedrukt totdat "TB" op het display verschijnt (of gebruik het
selectiemenu door op "˄" of "˅" te drukken). Met het menu kunnen diverse configuratieparameters worden weergegeven en gewijzigd: met de
toets MODE kan door de menupagina's worden gescrold, met de toetsen "˄" en "˅" kan de waarde van de betreffende parameter respectievelijk
worden verhoogd en verlaagd. Om het huidige menu af te sluiten en terug te keren naar het hoofdmenu, druk op SET.
5.6.1 - TB: blokkeertijd wegens watergebrek
De instelling van de reactietijd van de blokkering wegens watergebrek maakt het mogelijk de tijd (in seconden) te selecteren die het apparaat
gebruikt om het watergebrek te signaleren. Verandering van deze parameter kan nuttig zijn als er een vertraging bekend is tussen het moment
waarop de motor ingeschakeld wordt en het moment waarop de afgifte start. Een voorbeeld hiervan is een installatie waarin de aanzuigleiding
buitengewoon lang is en een klein lek bevat. In dit geval kan het gebeuren dat de leiding in kwestie leegraakt, ook als het water niet ontbreekt, de
elektropomp enige tijd nodig heeft om zich weer te vullen, de waterstroom te leveren en druk op de installatie te veroorzaken.
5.6.2 - T2: vertraging bij uitschakeling
Stelt de vertraging in waarmee de inverter moet worden uitgeschakeld vanaf het moment waarop de omstandigheden voor uitschakeling zijn bereikt:
druk in de installatie en stroming lager dan de minimumstroming. T2 kan worden ingesteld tussen 2 en 120 s. De fabrieksinstelling is 10 s.
5.6.3 - GP: proportionele versterkingscoëfficiënt
De proportionele waarde moet in het algemeen worden verhoogd voor systemen met elasticiteit (bijvoorbeeld met buizen van PVC) en worden
verlaagd voor starre installaties (bijvoorbeeld met ijzeren buizen). Om de druk in de installatie constant te houden, voert de inverter een controle
van het type PI uit op de gemeten drukfout. Afhankelijk van deze fout berekent de inverter het vermogen dat aan de motor moet worden geleverd.
Het gedrag van deze controle hangt af van de parameters GP en GI die zijn ingesteld. Om tegemoet te komen aan de diverse gedragswijzen van
verschillende types hydraulische installaties waarop het systeem kan werken, maakt de inverter het mogelijk andere parameters te selecteren
dan in de fabriek zijn ingesteld. Voor bijna alle installaties zijn de fabriekinstellingen voor de parameters GP en GI optimaal. Als er zich problemen
voordoen in de regeling, is het mogelijk deze instellingen aan te passen.
5.6.4 - GI: integrerende versterkingscoëfficiënt
Als er sprake is van grote drukvallen wanneer de stroming plotseling verhoogd wordt, of een langzame reactie van het systeem, moet de waarde
van GI worden verhoogd. Als er zich daarentegen drukschommelingen rondom het setpoint voordoen, moet de waarde van GI worden verlaagd.
BELANGRIJK: voor bevredigende drukregelingen moeten normaal gesproken zowel GP als GI worden aangepast.
5.6.5 - RM: maximale snelheid
Hiermee wordt een maximumgrens ingesteld voor het aantal omwentelingen van de pomp.
5.6.6 - NC: Gelijktijdige apparaten
(4)
Hiermee wordt het maximale aantal apparaten ingesteld dat tegelijkertijd kan werken. Mogelijke waarden zijn 1 en het aantal aanwezige apparaten
(max. 2). Standaard is NC het aantal actieve apparaten, d.w.z. als er apparaten worden toegevoegd of weggenomen, krijgt NC de waarde van de
aanwezige apparaten. Door een andere waarde in te stellen dan het aantal actieve apparaten wordt het ingestelde aantal vastgesteld op het
maximumaantal gelijktijdige apparaten. Deze parameter dient voor het geval er een beperking geldt voor het aantal pompen dat men ingeschakeld
kan of wil houden (zie 5.6.7 IC: Configuratie van de reserve en de voorbeelden erna). Op deze menupagina is het tevens mogelijk de andere twee
systeemparameters te zien die hiermee verband houden (zonder dat ze kunnen worden gewijzigd): aantal aanwezige apparaten dat automatisch
door het systeem wordt gedetecteerd en het aantal actieve apparaten.
5.6.7 - IC: configuratie van de reserve
(4)
Deze parameter configureert het apparaat als automatisch of reserve. Als hij wordt ingesteld op automatisch (standaard), is het apparat betrokken
bij het normale pompen, als hij geconfigureerd is als reserve, krijgt het de laagste prioriteit bij het starten, d.w.z. het apparaat waarop deze
instelling betrekking heeft, start altijd als laatste. Als er een aantal actieve apparaten wordt ingesteld dat lager is dan het aantal aanwezige
apparaten en er wordt één element ingesteld als reserve, heeft dit als gevolg dat, als er geen problemen zijn, het reserveapparaat niet deelneemt
Beschikbare parameters in de versie KIWA
(4)
Van toepassing op firmwareversies ≥ 4.4. x met geïntegreerde connectiviteit en functies voor meerdere groepen
210