●
In dit voorbeeld is de lengte van <h> 360,0 mm, de lengte van <i> is 21,0 mm en de lengte van <j> is
20,5 mm.
2
Meet de waarden voor de volgende items en voer deze in
●
Als u de volgende drie numerieke waarden gebruikt, wordt het apparaat automatisch aangepast
zodat het afdrukvlak en het papier parallel komen te liggen.
<h>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van het afdrukgebied in.
<i>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de
linkerzijde van het papier.
<j>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de achterrand van het afdrukgebied naar de
linkerzijde van het papier.
➠
Als u volgens het voorbeeld een lengte van 360,0 mm voor <h>, 21,0 mm voor <i> en 20,5 mm voor <j>
instelt, wordt het uitlijningsverschil van 0,5 mm automatisch gecorrigeerd.
3
Maak de afdruk opnieuw en controleer de beeldpositie
Herhaal de correctie indien nodig.
3
Druk op <OK>
●
Om de totale waarde te herstellen, drukt u op <Herstel Initiële inst.>.
●
Als er registermarkeringen worden afgedrukt op het uitvoerpapier, is het afdrukvlak gelijk aan het gebied in
de registermarkeringen.
Onderhoud
<OK>.
druk op <OK>.
druk op <OK>.
1265