Configuratie
4
Meermotorenaandrijving/groepsaandrijving
4.12 Meermotorenaandrijving/groepsaandrijving
4.12.1 Motorstroom
4.12.2 Motorkabel
4.12.3 Motorgrootte
4.12.4 Uitgangsfilter
174
Groepsaandrijvingen zijn mechanisch losgekoppeld van elkaar (bijv. verschillende
transportbanden). De regelaar werkt in deze bedrijfssoort zonder slipcompensatie en
met een constante V/f-verhouding.
Meermotorenaandrijvingen zijn mechanisch met elkaar verbonden (bijv. kettingaandrij-
ving met meerdere motoren). Let op de aanwijzingen in het document "Meermotoren-
aandrijvingen".
WAARSCHUWING!
Bij het schakelen tussen aandrijvingen ontstaan stroompieken.
Mogelijk materiële schade of uitschakeling met fout F01 Overstroom.
•
Schakel alleen op de uitgang van de frequentieregelaar als de eindtrap is
geblokkeerd.
De som van de motorstroomwaarden mag de nominale uitgangsstroom van de regelaar
niet overschrijden.
De toelaatbare totale lengte van alle parallel aangesloten motorkabels kan als volgt
worden berekend:
I
x
max
I
totaal
n
l
= totale kabellengte van de parallel aangesloten motorkabels
totaal
l
= aanbevolen maximumlengte van de motorkabel bij afzonderlijke aandrijving
max
n
= aantal parallel aangesloten motoren
De motoren van een groep mogen niet meer dan drie typegrootten uit elkaar liggen.
Bij groepen vanaf drie of vier motoren adviseert SEW-EURODRIVE een uitgangsfilter
HF te gebruiken. De toepassing van een uitgangsfilter HF is noodzakelijk als de maxi-
male lengte van de motorkabel (l
lijk bij grote groepen (n) of grote parallel aangesloten motorkabellengten (l
Dan wordt de maximale motorkabellengte begrensd door het spanningsverlies in de
motorkabel en niet door de grenswaarde volgens de tabel. De som van de nominale
motorstroomwaarden mag niet groter zijn dan de nominale doorgangsstroom van het
uitgangsfilter.
) volgens de tabel wordt overschreden. Dit is moge-
max
Systeemhandboek – MOVITRAC
).
totaal
®
B