P6..
Parameters
3
P60.
Toelichting bij de parameters
P600
P139/P149 Inte-
gratorbewaking 1/2
2
1
Parametergroep 15. Functie van de motorpotentiomenter
P150 Integrator t3
op = neer
P152 Laatste
setpoint opslaan
Parametergroep 16. / 17. Vaste setpoints 1/2
P160/P170 Intern
setpoint n11/n21
116
Instelbereik: Ja/Nee
Als de deceleratie-integratoren veel korter worden insteld dan fysiek mogelijk is in de
installatie, wordt de nog draaiende aandrijving na afloop van de bewakingstijd uitge-
schakeld. Naast de foutmelding leidt dit ook tot een verhoogde slijtage van de rem.
Verder moet de instelling van de betreffende integrator verhoogd worden als de time-
out van de integrator definitief door een niet verplaatsbare ingestelde integrator opduikt.
Deze parameter is een extra bewakingsfunctie voor de toerentalbewaking. Deze geldt
echter alleen voor de deceleratie-integrator. Deze kan bijv. bij een niet gewenste toe-
rentalbewaking de deceleratie-, stop- of noodstop-integrator bewaken.
Zie ook P100 Setpointbron.
De integratortijden hebben betrekking op een setpointverandering van Δn = 3000 rpm.
Instelbereik: 0,2 – 20 – 50 s
De integrator is actief bij het gebruik van de klemfuncties Motorpotentiometer op en
Motorpotentiometer neer.
Off/Uit
De regelaar start met n
min
•
na uitschakeling en inschakeling van de voeding
•
na het wegnemen van de vrijgave
Als de motorpotentiometer voortdurend gebruikt wordt om het toerental in te stellen,
moet u P152 Laatste setpoint opslaan op "Uit" zetten. Anders verschijnt na ca.
100000 keer opslaan de foutmelding F25 EEPROM.
Opslaan alleen bij setpointwijziging. Na het deselecteren van een vast setpoint wordt
het vaste setpoint als motorpotentiometerwaarde overgenomen.
On/Aan
De regelaar start met het laatst ingestelde motorpotentiometer-setpoint:
•
na uitschakeling en inschakeling van de voeding
•
na het wegnemen van de vrijgave
Na het deselecteren van een vast setpoint wordt de oude motorpotentiometerwaarde
weer overgenomen.
U kunt de vaste setpoints via de binaire ingangen DI02 – DI05 met de argumenten
n11/n21 of n12/n22 en OMSCH. VAST SETPT activeren (parameter P60_). Activeer de
vaste setpoints n13/n23 door twee binaire ingangen met de functies n11/n21 en
n12/n22 te programmeren en op beide een 1-signaal te zetten.
Instelbereik: –5000 – 150 – 5000 rpm
:
Systeemhandboek – MOVITRAC
®
B