4.5
Motorkeuze
4.5.1
Basisadviezen
•
•
•
4.5.2
Spannings/frequentie-karakteristiek
De V/f-bedrijfssoorten sturen de asynchrone motor aan volgens een belastingsafhanke-
lijke spannings/frequentie-karakteristiek. In de VFC-bedrijfssoorten wordt voortdurend
het motormodel berekend. Stel de karakteristiek bij de inbedrijfstelling in met nominale
motorspanning en nominale motorfrequentie. De instelling bepaalt de toerentalafhanke-
lijke koppel- en vermogenskarakteristiek van de asynchrone motor.
De volgende afbeelding toont voorbeelden van de spannings/frequentie-karakteris-
tieken van een draaistroommotor 230 / 400 V, 50 Hz.
1 Sterschakeling; 400 V, 50 Hz
2 Driehoekschakeling; 230 V, 50 Hz
3 Driehoekschakeling; 400 V, 87 Hz (inbedrijfstelling 230 V, 50 Hz)
De uitgangsspanning van de MOVITRAC
voedingsspanning.
4.5.3
Dynamische toepassingen
Voor dynamische toepassingen heeft u een aandrijving nodig, waarbij de nominale
stroom van de regelaar groter is dan de nominale motorstroom.
Stel de volgende parameters zodanig in, dat de motor maximaal 150% van het nominale
motorkoppel kan ontwikkelen:
•
•
Verhoog deze parameters voor dynamische toepassingen handmatig tot waarden die
ca. 1,4 maal zo hoog liggen.
Systeemhandboek – MOVITRAC
Gebruik alleen motoren met tenminste isolatieklasse 155 (F).
Gebruik temperatuurvoelers TF of bimetaalschakelaars TH.
Gebruik bij voorkeur 4-polige motoren. Dit geldt vooral voor de toepassing van
motorreductoren vanwege de verticale inbouwpositie met hoge olievullingsgraad.
Bij 2-polige motoren worden de woelingsverliezen erg groot.
V
1
400
2
230
0
0
50
P303 Stroomgrens
P324 Slipcompensatie
®
B
Configuratie
3
87
Hz
9007199272658699
®
B wordt begrensd door de aangesloten
Motorkeuze
4
157