4) Gebruikersgegevens handmatig invoeren
Wanneer dit selectievakje aangevinkt is, wordt elke keer
dat er een fax verzonden wordt, gevraagd om invoer van
gebruikersnaam en wachtwoord.
Deze optie is beschikbaar wanneer een van de opties
Authenticatie lokale MFP (MFP Local Authentication),
Windows domeinauthenticatie (Windows Domain
Authentication) of
LDAP-authenticatie (LDAP Authentication) geselecteerd is
in vak [Gebruikersauthenticatie] (User Authentication).
Vergeet niet
• Om deze optie te configureren, wordt in vak
[Automatisch bijwerken] (Update Automatically) [Uit]
(Off) geselecteerd.
• Deze functie kan gebruikt worden samen met elk van de
functies voor gebruikersauthenticatie (Authenticatie
lokale MFP (MFP Local Authentication), Windows
domeinauthenticatie (Windows Domain Authentication)
ofLDAP-authenticatie (LDAP Authentication)).
5) Faxfunctie (Fax Function)
Selecteer of de faxfunctie wel of niet ingeschakeld is. Stel
deze instelling zo in dat deze overeenkomt met die van de
MFP.
- Aan (enabled) — selecteer deze optie om de faxfunctie
in te schakelen.
- Uit (disabled) — selecteer deze optie om de faxfunctie
uit te schakelen.
6) Internetfaxfunctie (Internet Fax Function)
Selecteer of de internetfaxfunctie wel of niet ingeschakeld
is. Stel deze instelling zo in dat deze overeenkomt met die
van de MFP.
- Aan (enabled) — selecteer deze optie om de
internetfaxfunctie in te schakelen.
- Uit (disabled) — selecteer deze optie om de
internetfaxfunctie uit te schakelen.
7) [Versie-informatie] (Version Information)
Klik hierop om informatie over de softwareversie van het
stuurprogramma van de netwerkfax weer te geven.
HET STUURPROGRAMMA VAN DE NETWERKFAX INSTELLEN
LDAP-servers instellen (Setting up
LDAP Servers)
Dialoogvenster [LDAP-serverinstellingen] (LDAP Server
Settings) maakt het mogelijk LDAP-servers te registreren.
1
2
3
4
5
1) [Nu bijwerken] (Update Now)
Klik op deze knop om automatisch LDAP-serverinformatie
van de MFP te ontvangen en deze te registreren onder
[Lijst servernamen] (Server Name List).
2) Servernaam (Server Name)
Voer de gewenste LDAP-server in dit vak in, indien nodig.
Vergeet niet
• Er kunnen tot 64 tekens (exclusief # ; \ =) ingevoerd
worden in vak [Servernaam] Server Name).
3) [Toevoegen] (Add)
Klik op deze knop om de LDAP-server te registreren in de
[Lijst servernamen] (Server Name List), die ingevoerd is in
vak [Servernaam] (Server Name).
4) Lijst servernamen (Server Name List)
De geregistreerde LDAP-servers worden in deze lijst
weergegeven. Er kunnen tot 8 LDAP-servers geregistreerd
worden.
5) [Verwijderen] (Delete)
Klik op deze knop om een LDAP-server uit de [Lijst
servernamen] te verwijderen. Selecteer de te verwijderen
LDAP-server en klik op deze knop.
- 83 -
1
2
3
4
5
6
7