Code
Fout
(veldbuscode)
0047
MOTOR OVERTEMP
(0x4310)
Programmeerbare
fout:
31.01
Mot.temp1.bev.
0049
AI BEWAKING
(0x8110)
Programmeerbare
fout:
13.32 AI
bewakingsfunc
0050
ENCODER 1 KABEL
(0x7389)
Programmeerbare
fout:
90.05
Enc.kabelfout
0051
ENCODER 2 KABEL
(0x738A)
Programmeerbare
fout:
90.05
Enc.kabelfout
0052
D2D CONFIGURATIE
(0x7583)
Oorzaak
Geschatte motortemperatuur
(gebaseerd op het thermische
motormodel) heeft de foutlimiet
gedefinieerd door parameter
31.04 Mot.temp1 fltLim
overschreden.
De gemeten motortemperatuur
overschrijdt de foutlimiet
gedefinieerd door parameter
31.04 Mot.temp1
fltLim.
Defecte temperatuursensor of
sensorbedrading.
Een analoge ingang heeft de
limiet bereikt gedefinieerd door
parameter
13.33 AI bewaking
cw.
Kabelfout pulsgever 1
gedetecteerd.
Kabelfout pulsgever 2
gedetecteerd.
Configuratie van de drive-to-
drive link is mislukt om een
andere reden dan aangegeven
door alarm A-2042,
bijvoorbeeld startverhindering
is gevraagd maar niet
beschikbaar.
Foutopsporing 321
Oplossing
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
Controleer de waarde van de foutlimiet.
Controleer de instellingen van
thermische motormodel (parameters
31.09...31.14).
Controleer of het werkelijke aantal
sensoren overeenkomt met de waarde
ingesteld door parameter
Mot.temp1
bron.
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
Controleer de waarde van de foutlimiet.
Controleer de sensor en de bedrading
ervan.
Controleer bron en aansluitingen van
analoge ingang.
Controleer minimum en maximum
limietinstellingen van analoge ingang.
Controleer kabel tussen FEN-xx interface
en pulsgever 1. Configureer, na
eventuele wijzigingen in bekabeling,
interface opnieuw door de voeding van
de omvormer uit te schakelen en weer in
te schakelen, of door parameter
Enc.par.ververs
te activeren.
Controleer kabel tussen FEN-xx interface
en pulsgever 2. Configureer, na
eventuele wijzigingen in bekabeling,
interface opnieuw door de voeding van
de omvormer uit te schakelen en weer in
te schakelen, of door parameter
Enc.par.ververs
te activeren.
Neem contact op met uw plaatselijke
ABB-vertegenwoordiger.
31.02
90.10
90.10