Advertenties
308 Foutopsporing
Alarm
Code
(veldbuscode)
2027
FEN TEMP
MEETFOUT
(0x7385)
2030
RESOLVER
AUTOTUNEFT
(0x7388)
2031
ENCODER 1 KABEL
(0x7389)
Oorzaak
Fout in temperatuurmeting
wanneer temperatuursensor
(KTY of PTC) aangesloten op
pulsgever-interface FEN-xx
gebruikt wordt.
Fout in temperatuurmeting
wanneer KTY sensor
aangesloten op pulsgever-
interface FEN-01 gebruikt
wordt.
Autotune-routines van
resolver, die automatisch
gestart worden wanneer
resolver-ingang voor de eerste
keer geactiveerd wordt, zijn
mislukt.
Kabelfout pulsgever 1
gedetecteerd.
Oplossing
Controleer dat de instelling van
parameter
31.02 Mot.temp1 bron
Mot.temp2 bron
overeenkomt met de
werkelijke installatie van pulsgever-
interface
(09.20 Optieplaats 1
Optieplaats
2):
Indien één FEN-xx module gebruikt
wordt:
- Parameter
31.02 Mot.temp1 bron
31.06 Mot.temp2 bron
moet ofwel
ingesteld worden op
KTY 1st FEN
PTC 1st
FEN. De FEN-xx module kan
ofwel in Slot 1 of Slot 2 zijn.
Indien twee FEN-xx modules gebruikt
worden:
- Wanneer parameter
31.02 Mot.temp1
bron
/
31.06 Mot.temp2 bron
op
KTY 1st FEN
of
PTC 1st
de pulsgever geïnstalleerd in Slot 1 van
de omvormer gebruikt.
- Wanneer parameter
31.02 Mot.temp1
bron
/
31.06 Mot.temp2 bron
op
KTY 2nd FEN
of
PTC 2nd
de pulsgever geïnstalleerd in Slot 2 van
de omvormer gebruikt.
FEN-01 ondersteunt temperatuurmeting
met KTY sensor niet. Gebruik PTC
sensor of andere pulsgever-
interfacemodule.
Controleer kabel tussen resolver en
resolver-interfacemodule (FEN-21) en
volgorde van de signaaldraden van de
connector aan beide uiteinden van de
kabel.
Controleer parameterinstellingen van
resolver.
Zie, voor resolver-parameters en -
informatie, parametergroep
conf.
Opmerking: Autotune-routines van de
resolver moeten altijd uitgevoerd worden
nadat de aansluiting van de
resolverkabel gewijzigd is. Autotune-
routines kunnen geactiveerd worden
door parameter
92.02 Exc signal ampl
92.03 Exc signal freq
in te stellen , en
daarna parameter
90.10 Enc.par.ververs
in te stellen op Configureer.
Controleer kabel tussen FEN-xx interface
en pulsgever 1. Configureer, na
eventuele wijzigingen in bekabeling,
interface opnieuw door de voeding van
de omvormer uit te schakelen en weer in
te schakelen, of door parameter
Enc.par.ververs
te activeren.
/
31.06
/
09.21
/
of op
ingesteld is
FEN, wordt
ingesteld is
FEN, wordt
92 Resolver
of
90.10
Advertenties
