152
RIJDEN
Manipulaties
LET OP
Wijzigingen van de motor-
fiets (bijv. motorregeleen-
heid, gaskleppen, koppeling)
Beschadiging van de betrok-
ken onderdelen, uitvallen vei-
ligheidsrelevante functies, ver-
vallen van de garantie
Geen manipulaties uitvoe-
ren.
REGELMATIGE CONTROLE
Controlelijst in acht nemen
De volgende controlelijst ge-
bruiken om uw motorfiets re-
gelmatig te controleren.
Voor het begin van elke rit
Werking van het remsysteem
controleren (
Werking van de verlichting en
signaalinrichting controleren.
Werking van de koppeling
controleren (
Bandenprofieldiepte controle-
ren (
205).
Bandenspanning controleren
(
204).
Veilige bevestiging van koffer
en bagage controleren.
197).
202).
Bij elk derde tankstop
Motoroliepeil controleren
(
195).
Remvoeringdikte voor contro-
leren (
198).
Remvoeringdikte achter con-
troleren (
Remvloeistofpeil voor contro-
leren (
200).
Remvloeistofpeil achter con-
troleren (
Koelvloeistofpeil controleren
(
202).
STARTEN
Motor starten
Het contact inschakelen.
(
66)
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. (
153)
De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
De DTC-zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. (
De neutraalstand inschake-
len of bij ingeschakelde ver-
snelling de koppelingshendel
inknijpen.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingescha-
kelde versnelling kan de mo-
tor niet worden gestart. Als de
motorfiets in de neutraalstand
wordt gestart en vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
199).
201).
154)
155)