2. Voorbereiden voor afdrukken
9.
Druk op [SSID].
Als al een SSID is ingesteld, kunt u de huidige SSID-instelling controleren.
10.
Voer de tekens in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 tekens).
De SSID kan ook worden ingesteld met behulp van een Web Image Monitor.
11.
Druk op [OK].
12.
Druk op de toets [Escape].
De codering instellen
1.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
2.
Druk op [Inloggen].
3.
Voer het log-inwachtwoord in en druk vervolgens op de knop [OK].
4.
Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstel.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5.
Druk op [ ] of [ ] om [Interface-instell.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
6.
Druk op [ ] of [ ] om [IEEE 802.11] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.
7.
Druk op [ ] of [ ] om [Gedet. inst.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.
8.
Druk op [ ] of [ ] om [Codering] weer te geven en druk vervolgens op [OK].
9.
Druk op [ ] of [ ] om [Inactief], [WEP], [WPA-PSK] of [WPA-EAP] te selecteren en druk
vervolgens op [OK].
• Als u [WEP] hebt geselecteerd, geef dan de [Key Length] op.
• Als u [WPA-PSK] of [WPA-EAP] hebt geselecteerd, geef dan de WPA op.
• Als u geen codering van de draadloze LAN nodig hebt, selecteer dan [Inactief] en geef het
[User Password] op.
De WPA instellen
1.
Druk op de toets [Gebruikersinstellingen].
2.
Druk op [Inloggen].
3.
Voer het log-inwachtwoord in en druk vervolgens op de knop [OK].
4.
Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstel.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5.
Druk op [ ] of [ ] om [Interface-instell.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
92