5.
Druk op [ ] of [ ] om [Interface-instell.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
6.
Druk op [ ] of [ ] om [Interface-inst. afdrk] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
7.
Druk op de toets [Zwart-wit starten].
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
Aandachtspunten bij het aansluiten van het apparaat op een netwerk
DHCP gebruiken
U kunt de hostnaam registreren bij een DNS-server.
• Ondersteunde DHCP-serverbesturingssystemen zijn Windows Server 2003/2003
R2/2008/2008 R2 en UNIX standaard.
• Het IP-adres dat wordt verkregen van DHCP kan worden gecontroleerd in de lijst met
interface-instellingen. Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina,
zie Pag. 256 "Interface-instellingen afdrukken".
• Wanneer er meerdere DHCP-servers zijn, voert u voor alle dezelfde configuratie uit. Deze
printer gebruikt de gegevens van de DHCP-server die het eerste reageert.
Bestand doorzenden
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu [Best.overdracht] onder [Systeeminstel.].
SMTP Server
Geef de SMTP-servernaam op.
Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in.
Als DNS niet wordt gebruikt, voer dan het IPv4-adres van de SMTP-server in.
Standaardinstelling van "Poortnr.": [25]
Voer de servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd.
Voer met de cijfertoetsen een poortnummer in tussen 1 en 65535.
SMTP Verificatie
Geef de SMTP-verificatie op (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5). Als u e-mail naar een SMTP-server
stuurt, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verificatie te gebruiken
waarbij de gebruikersnaam en het wachtwoord moeten worden opgegeven.
Als de SMTP-server verificatie vereist, stel dan [SMTP verificatie] in op [Aan] en geef vervolgens de
gebruikersnaam en het wachtwoord op.
Systeeminstellingen
257