10. Problemen oplossen
4.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat en klik vervolgens op
[Eigenschappen van printer].
In Windows Vista/XP of Windows Server 2003/2003 R2/2008 klikt u met de rechtermuisknop
op het apparaatpictogram en klikt u vervolgens op [Eigenschappen].
5.
Klik op het tabblad [Poorten].
6.
Controleer of USB is geselecteerd in de lijst [Afdrukken naar de volgende poort(en):].
• Als u het apparaat op het netwerk wilt aansluiten, controleert u de besturingsomgeving en wijzigt u
vervolgens de poortinstelling. Voor informatie over het configureren van de poort, raadpleegt u
Pag. 101 " De SmartDeviceMonitor for client-poort gebruiken", Pag. 96 "Standaard TCP/IP-poort
gebruiken" en Pag. 98 "De LPR-poort gebruiken".
Geen papier/Lade wordt niet herkend (Lade 1)
In lade 1 bevindt zich geen papier of de lade is niet op de juiste wijze geplaatst.
Voer de onderstaande procedure uit:
• Plaats papier in de papierlade.
Zie Pag. 126 "Papier plaatsen".
• Annuleer de afdruktaak.
Zie Pag. 146 "Afdrukken annuleren".
Geen papier/Lade wordt niet herkend (lade 2/3)
In lade 2/3 bevindt zich geen papier of de lade is niet op de juiste wijze geplaatst.
Voer de onderstaande procedure uit:
• Plaats papier in de papierlade.
Zie Pag. 126 "Papier plaatsen".
• Annuleer de afdruktaak.
Zie Pag. 146 "Afdrukken annuleren".
Geen papier/Lade wordt niet herkend (handinvoer)
In de handinvoer bevindt zich geen papier of de multi-handinvoer is niet op de juiste wijze geplaatst.
Voer de onderstaande procedure uit:
• Plaats papier in de papierlade.
400