3. De printerfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over het gebruik van de printfuncties. De uitleg hieronder is
gebaseerd op RPCS-rasterprinterstuurprogramma's.
Het dialoogvenster van het
printerstuurprogramma openen
Het dialoogvenster [Eigenschappen van printer] openen
1.
Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers].
In Windows Vista of Windows Server 2008 klikt u op [Configuratiescherm]. Klik op [Hardware en
geluiden] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP klikt u op [Printers en faxapparaten].
In Windows Server 2003/2003 R2 gaat u naar [Instellingen] en klikt u vervolgens op [Printers en
faxapparaten].
2.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat en klik vervolgens op
[Eigenschappen van printer].
In Windows Vista/XP of Windows Server 2003/2003 R2/2008 klikt u met de rechtermuisknop
op het apparaatpictogram en klikt u vervolgens op [Eigenschappen].
Het dialoogvenster [Afdrukvoorkeuren] openen
1.
Klik in het menu [Start] op [Apparaten en printers].
In Windows Vista of Windows Server 2008 klikt u op [Configuratiescherm]. Klik op [Hardware en
geluiden] en vervolgens op [Printers].
In Windows XP klikt u op [Printers en faxapparaten].
In Windows Server 2003/2003 R2 gaat u naar [Instellingen] en klikt u vervolgens op [Printers en
faxapparaten].
2.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik vervolgens op
[Afdrukvoorkeuren].
Openen vanuit een toepassing
Als u het dialoogvenster met [Afdrukvoorkeuren] vanuit een toepassing opent, worden de
standaardinstellingen weergegeven. Wijzig de instellingen en maak uw afdruk.
141