4. De kopieerfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over het gebruik van de kopieerfuncties.
Basisbewerkingen in kopieermodus
In dit gedeelte wordt de basisprocedure voor het maken van kopieën uitgelegd.
1.
Druk op de toets [Kopieerapparaat].
Controleer of "Gereed" wordt weergegeven op het scherm.
2.
Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF.
Voor meer informatie over het plaatsen van het origineel raadpleegt u Pag. 136 "Originelen
plaatsen".
Configureer indien nodig de geavanceerde kopieerinstellingen.
3.
Als u meerdere kopieën wilt maken, voer dan het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
4.
Druk op de knop [B&W Start] of [Color Start].
Voor sommige functies dient u op de [ ]-knop te drukken nadat u uw originelen via de glasplaat
hebt gescand.
NL CHV053
CHV054
165