6. De faxfunctie gebruiken (alleen SG 3110SFNw)
2.
Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik dan op een knop zoals
[Geavanceerde opties] of [Afdrukvoorkeuren...] om de eigenschappen van het
printerstuurprogramma te openen.
Het dialoogvenster met eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma wordt weergegeven.
3.
Klik op het tabblad [Instellingen].
4.
Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK].
Instellingen die u kunt configureren in de eigenschappen van het LAN-
faxstuurprogramma
In dit onderdeel worden de instellingen beschreven die u kunt configureren in de eigenschappen van het
LAN-faxstuurprogramma.
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Papierformaat
Geeft het papierformaat aan van het document dat u verzendt. Als er een papierformaat is opgegeven in de
toepassing, zal dat papierformaat worden gebruikt. In andere gevallen zal het papierformaat dat hier wordt
opgegeven, worden gebruikt.
2. Richting
Geeft een paginarichting op.
3. Tray:
Hiermee wordt een lade opgegeven voor het afdrukken van ontvangen faxen.
• Automatisch selecteren
Het formaat van de afdrukken wordt automatisch geselecteerd en komt overeen met het formaat van het
document.
214
CHV003