7. Instellingenmenu's van het apparaat
4.
Druk op [ ] of [ ] om [Systeeminstel.] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5.
Druk op [ ] of [ ] om [Beheerderstoepassingen] weer te geven en druk vervolgens op de
[OK]-knop.
6.
Druk op [ ] of [ ] om [Adresboekbeheer] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
7.
Druk op [ ] of [ ] om [Programmeren/Wijzigen] weer te geven en druk vervolgens op
de [OK]-knop.
8.
Voer het registratienummer dat u wilt programmeren in met de cijfertoetsen en druk op
[OK].
U kunt automatisch de registratienummers 001-020 opgegeven door op de snelkeuzetoetsen te
drukken.
Druk op [Zoeken] als u wilt zoeken op naam, bestemmingslijst, registratienummer, faxbestemming,
e-mailadres of mapnaam.
9.
Voer de naam in en druk daarna op de [OK]-toets.
U kunt een naam van maximaal 20 tekens invoeren.
10.
Druk op [Bestm.].
11.
Druk op [ ] of [ ] om [Faxinstellingen] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
12.
Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen.
13.
Druk op [Opties] om optionele instellingen op te geven, zoals "SUB Code" en "SEP Code".
14.
Druk op [Afsluiten].
15.
Druk op [OK].
16.
Druk op [Afsluiten].
17.
Druk op [OK].
18.
Druk op de toets [Escape].
• Zie Pag. 139 "Tekens invoeren" voor informatie over het invoeren van tekst.
De SUB-code programmeren
1.
Druk op [Opties].
2.
Druk op [ ] of [ ] om [SUB Code] weer te geven en druk vervolgens op de [OK]-knop.
3.
Voer de SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4.
Voer het wachtwoord met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop.
290