uuBeveiligingssysteemuBeveiligingssysteemalarm
■
Beveiligingssysteemalarm instellen
Het beveiligingssysteemalarm wordt automatisch ingesteld wanneer aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
•
De contactschakelaar bevindt zich in de stand STUURSLOT
•
De motorkap en achterklep zijn gesloten.
•
Alle portieren en de achterklep worden van buitenaf vergrendeld met de sleutel, de
afstandsbediening of het sleutelloze toegangssysteem.
Modellen zonder sleutelloos toegangssysteem
•
De sleutel is uit de contactschakelaar gehaald.
■
Als het beveiligingssysteemalarm ingesteld wordt
Het controlelampje van het beveiligingssysteemalarm in het instrumentenpaneel knippert. Als
het knipperinterval na ongeveer 15 seconden verandert, dan is het beveiligingssysteemalarm
ingesteld.
■
Beveiligingssysteemalarm annuleren
Het beveiligingssysteemalarm wordt geannuleerd wanneer het voertuig wordt ontgrendeld
met de afstandsbediening, het sleutelloze toegangssysteem of wanneer de contactschakelaar
(
w
in de stand AAN
*1
wordt gezet. Op dat moment gaat ook het controlelampje van het
beveiligingssysteemalarm uit.
*1: Modellen met het sleutelloze toegangssysteem hebben een knop ENGINE START/STOP in
plaats van een contactslot.
* Niet beschikbaar op alle modellen
164
*
(
0
*1
.
*
1Beveiligingssysteemalarm
Stel het beveiligingssysteemalarm niet in wanneer er iemand
in het voertuig zit of er een ruit is geopend. Het systeem kan
per ongeluk worden geactiveerd wanneer het portier wordt
ontgrendeld met de vergrendelknop.
Als de accu leeg is na het instellen van het
beveiligingssysteemalarm, dan kan het beveiligingsalarm
worden geactiveerd nadat de accu is opgeladen of
vervangen.
Deactiveer in een dergelijk geval het
beveiligingssysteemalarm door een portier te ontgrendelen
met behulp van de afstandsbediening of het sleutelloze
toegangssysteem.
Probeer dit systeem niet te wijzigen of er een andere
voorziening aan toe te voegen.
Ontgrendel het portier niet met behulp van de sleutel. Het
beveiligingssysteemalarm zal afgaan.