uuTijdens het rijdenuStart-/stopsysteem
■
Het start-/stopsysteem wordt geactiveerd in de volgende gevallen:
Het voertuig wordt tot stilstand gebracht met de schakelhendel in de stand
rempedaal ingetrapt.
■
Het start-/stopsysteem wordt niet ingeschakeld in de volgende gevallen:
•
De autogordel van de bestuurder is niet vastgegespt.
•
De motorkoelvloeistoftemperatuur is laag of hoog.
•
De motor wordt gestart met de motorkap open.
u
Schakel de motor uit. Sluit de motorkap voordat u de motor opnieuw start om het start-/
stopsysteem te activeren.
•
is aan (controlelampje (amber) brandt).
•
De accu is bijna leeg.
•
is aan (controlelampje brandt).
•
De temperatuur van het klimaatregelsysteem is ingesteld op Hi of Lo.
•
Het klimaatregelsysteem is in gebruik en de buitentemperatuur is lager dan -20°C of hoger
dan 40°C.
•
De temperatuur van de transmissievloeistof is te laag of te hoog.
•
De schakelhendel staat in een andere stand dan
•
De motor start opnieuw maar het voertuig stopt weer voordat een snelheid van 5 km/h
wordt bereikt.
•
Het voertuig staat stil op een steile helling.
* Niet beschikbaar op alle modellen
416
(
D
en het
(
D
.
1Het start-/stopsysteem wordt geactiveerd in de volgende
gevallen:
Open de motorkap niet tijdens een stationaire stop.
Als de motorkap wordt geopend, zal de motor niet
automatisch opnieuw starten.
In dit geval start u de motor opnieuw met de knop ENGINE
START/STOP
*
of zet u de contactschakelaar
START
(
e
.
Motor starten
BLZ. 397, 400
2
Modellen met sleutelloos toegangssysteem
Wanneer u op de knop ENGINE START/STOP drukt, wordt
de voedingsmodus in de stand ACCESSOIRE geschakeld,
zelfs als het start-/stopsysteem in werking is. Zodra de
voedingsmodus in de stand ACCESSOIRE staat, wordt de
motor niet meer automatisch opnieuw gestart. Volg de
standaardprocedure om de motor te starten.
Motor starten
2
BLZ. 400
*
in de stand