■
Staat van het wegdek
•
Rijden op een besneeuwd of nat wegdek (rijstrookmarkeringen niet zichtbaar,
voertuigsporen, reflectie van lichten, opspattend water, hoog contrast).
•
Bij het rijden op een weg met tijdelijke rijstrookmarkeringen.
•
Wanneer onduidelijke, meerdere of wisselende rijstrookmarkeringen zichtbaar zijn op het
wegdek als gevolg van wegwerkzaamheden of oude rijstrookmarkeringen.
•
Er zijn samenkomende, afsplitsende of elkaar kruisende lijnen op het wegdek (bijvoorbeeld
bij een kruising of oversteekplaats).
•
De rijstrookmarkeringen zijn zeer smal, breed of wisselend.
•
Het voertuig voor u rijdt dicht bij de rijstrookmarkeringen.
•
De weg is heuvelachtig of het voertuig nadert de top van een heuvel.
•
Rijden op ruwe of onverharde wegen, of op slecht wegdek.
•
Wanneer voorwerpen op/langs de weg (stoep, vangrail, pylonen, enz.) worden herkend als
witte lijnen (of gele lijnen).
•
Tijdens het rijden op wegen met dubbele lijnen.
■
Staat van het voertuig
•
De lenzen van de koplampen zijn vuil of de koplampen zijn niet goed afgesteld.
•
De voorruit is aan de buitenzijde bedekt met vuil, modder, bladeren, natte sneeuw, enz.
•
De binnenkant van de voorruit is beslagen.
•
De cameratemperatuur wordt te hoog.
•
Een abnormale band- of wielconditie (onjuiste maat, verschillende maten of
samenstellingen, onjuiste bandenspanning, thuiskomer
•
Het voertuig helt naar achteren door een zware lading of wijzigingen aan de ophanging.
•
Wanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
* Niet beschikbaar op alle modellen
*
, enz.).
uuTijdens het rijdenuRijbaanassistentie
*
445