uuControlelampjesu
Controlelampje
Controlelampje
Stad-
Noodremassisten-
tiesysteem (CTBA)
*1: Modellen met het sleutelloze toegangssysteem hebben een knop ENGINE START/STOP in plaats van een contactschakelaar.
108
Naam
Aan/Knipperend
Gaat enkele seconden branden wanneer u
●
de contactschakelaar in de stand AAN
zet en dooft vervolgens.
Gaat uit wanneer u het stad-
●
noodremassistentiesysteem hebt ingesteld
om in te schakelen.
Gaat branden wanneer u het stad-
●
noodremassistentiesysteem hebt ingesteld
om uit te schakelen.
Gaat branden wanneer het gebied rond de
●
lasersensor, die zich in de bovenkant van de
voorruit bevindt, bedekt is met bijvoorbeeld
vuil, sneeuw en ijs.
●
Kan gaan branden tijdens het rijden onder
slechte weersomstandigheden (regen, mist,
sneeuw).
●
Gaat branden wanneer sneeuw zich heeft
opgehoopt op de motorkap.
Uitleg
w
(
*1
—
Stad-Noodremassistentiesysteem
2
BLZ. 466
Instelbare functies
2
Verwijder vuil of eventuele obstakels met de
●
ruitensproeiers en wissers.
Stop het voertuig op een veilige plek en veeg
●
vuil of eventuele obstakels die het gebied
rond de lasersensor op de voorruit bedekken
weg.
Stad-Noodremassistentiesysteem
2
BLZ. 466
Het systeem werkt weer als de obstakels zijn
●
verwijderd.
●
Stop uw voertuig op een veilige plek en
verwijder sneeuw van de motorkap.
Bericht
—
—
BLZ. 136