In dit hoofdstuk worden problemen beschreven die soms kunnen optreden en maatregelen die u
Gereedschappen
Soorten gereedschappen...................... 556
Bij een lekke band
Lekke band tijdelijk repareren
*
Lekke band verwisselen
...................... 568
Motor start niet
Motor controleren................................ 575
Bij een zwakke batterij van de sleutelloze
afstandsbediening ..................................... 577
Noodstop motor .................................. 578
Procedure voor starten met startkabels...... 579
Schakelhendel kan niet worden bewogen... 582
* Niet beschikbaar op alle modellen
Onverwachte gebeurtenissen
Oververhitting
Wat te doen bij oververhitting ............. 583
Controlelampje, gaat branden/knipperen
*
............. 557
Controlelampje lage oliedruk brandt ..............585
Controlelampje laadsysteem brandt ..... 585
Storingsindicatielamp brandt of knippert......586
Controlelampje remsysteem (rood) brandt....586
Als het systeemlampje van het elektrisch
stuurbekrachtigingssysteem (EPS) gaat
branden................................................. 587
Controlelampje van de elektrische
parkeerrem brandt............................. 588
kunt nemen om de problemen te verhelpen.
Controlelampje lage bandenspanning/
bandenspanningswaarschuwing brandt/
gaat knipperen ......................................589
Als het symbool laag oliepeil verschijnt.....590
Het PGM-FI-symbool verschijnt .............590
Zekeringen
Locaties van zekeringen........................591
Zekeringen controleren en vervangen ...599
Slepen in noodsituaties ........................600
Wanneer u de achterklep niet kunt openen ...603
Bijtanken
Bijtanken met een jerrycan .......................605
555