Veiligheidskenmerken van uw voertuig
4. Bevestigingstoestel voor Noodsitu-
aties (EFD)*
* : indien hiermee uitgerust, Alleen bestu-
urder
] AANDACHT
Sensor die de air-bag activeert, is aan-
gesloten op de voorspanner. Het waar-
schuwingslamp op het instrumentenpa-
neel zal oplichten gedurende ongeveer 6
seconden nadat het contact de AAN
positie is gezet, waarna de lamp uit moet
gaan.
Als de voorspanner niet correct werkt,
zal de waarschuwingslamp oplichten,
zelfs als er geen storing in de air-bag is.
Indien de SRS air-bag waarschu-
wingslamp niet oplicht, of blijft branden
terwijl het voertuig wordt bestuurd,
raden we aan om het systeem te laten
geïnspecteerd door een erkende HYUN-
DAI verdeler.
3
20
]
AANDACHT
• De voorspanner zal niet alleen bij een
botsing van voren geactiveerd wor-
den, maar tevens bij een botsing van
de zijkant, indien het voertuig is uit-
gerust met een gordijn airbag of een
airbag aan de zijkant.
• Wanneer de spanners worden geac-
tiveerd, kan een luid geluid worden
gehoord en een fijne stof zichtbaar
worden in het autocompartiment. Dit
zijn normale werkcondities van het
systeem en zijn niet gevaarlijk.
• Hoewel het niet giftig is, kan de fijne
stof huidirritatie veroorzaken en moet
het niet gedurende langere perioden
worden ingeademd. Zorg voor een
goede wasbeurt van de inzittende
wanneer de spanners worden geac-
tiveerd na een ongeval.
Additionele veiligheidsvoorzorgs-
maatregelen
Gebruik van de veiligheidsriem
tijdens een zwangerschap
De veiligheidsriem moet altijd tijdens de
zwangerschap gedragen worden. De
beste manier om uw ongeboren kind te
beschermen, is door u zelf te bescher-
men door altijd de veiligheidsriem te geb-
ruiken.
Zwangere vrouwen moeten altijd een sc-
hoot-schouder veiligheidsriem gebrui-
ken. Plaats de schouderriem over uw
borst, tussen uw borsten, en uit de buurt
van uw nek. Plaats de schootriem onder
uw buik zodat deze GOED past over uw
heupen en heupbeenderen, rond het
ronde deel van de buik.
WAARSCHUWING
Verminder het risico op ernstig let-
sel of overlijden van het ongeboren
kind gedurende een ongeval, en
plaats het schootgedeelte van de
veiligheidsriem NOOIT boven of
over het gedeelte van de buik waar
het kind zit.