Download Print deze pagina

Hyundai i10 IA 2014 Gebruikershandleiding pagina 114

Advertenties

Kenmerken van uw voertuig
STUURWIEL
Elektrische stuurbekrachtiging
Stuurbekrachtiging wordt toegepast om
alle stuurhandelingen met een geringe
inspanning te kunnen verrichten. Indien
de motor niet draait of als het stuurbek-
rachtigingsysteem buiten werking is, kan
het voertuig nog steeds worden bestu-
urd, maar het zal toegenomen stuu-
rinspanning vereisen.
De elektrische stuurbekrachtiging (EPS)
wordt ge-activeerd door een besturing-
sunit die het draaimoment van het stuur-
wiel en voertuigsnelheid controleert en
de stuurbekrachtiging daar op aan past.
Het sturen wordt zwaarder naarmate de
voertuigsnelheid toeneemt en wordt
lichter naarmate de voertuigsnelheid ver-
mindert, hierdoor onstaat een comforta-
bel stuurgedrag.
Indien u enige verandering merkt in het
stuurgedrag van het voertuig, raden we
aan om het systeem te laten nakijken
door een erkende HYUNDAI-verdeler.
4
38
] AANDACHT
De volgende eigenschappen kunnen wa-
arneembaar zijn:
• De EPS waarschuwingslamp licht niet
op.
• Het stuurwiel draait zwaarder na het
aanzetten van het contact. Dit gebeurt
wanneer het EPS systeem een zelfcon-
trole uitvoert, na de controle zal het
stuurwiel weer in de normale conditie
functioneren.
• Klikgeluiden kunnen worden gehoord
uit de EPS relais nadat het contact is
aan of uitgezet.
• De bekrachtigingsmotor kan worden
gehoord wanneer het voertuig stil
staat of rijdt met een lage snelheid.
• De stuurinspanning kan plotseling
toenemen bij een defect van het EPS
systeem. Als bij de zelfcontrole van
het systeem blijkt dat er een defect is,
zal het bekrachtigingsysteem worden
uitgeschakeld om ongevallen te voor-
komen.
• Het stuurwiel kan zwaarder gaan
draaien als het stuurwiel in een korte
tijd veel wordt gedraaid vooral als de
auto stil staat. Nadat het systeem is
afgekoeld zal het stuurwiel weer nor-
maal functioneren.
Stuurverstelling
(indien hiermee uitgerust)
Met de stuurverstelling kan de stand van
het stuurwiel kan worden afgesteld. Het
stuurwiel kan omhoog of omlaag worden
gezet.
Het stuurwiel moet zodanig afgesteld
worden dat het comfortabel is om te stu-
ren, terwijl de waarschuwingslampen en
meters van het instrumentenpaneel en
bediening goed bereikbaar zijn en af-
gelezen kunnen worden.
WAARSCHUWING
• Stel nooit de hoogte van het stu-
urwiel af tijdens het rijden. U kunt
de controle over het stuur ver-
liezen en ongelukken veroorzak-
en.
• Controleer of de verstelling goed
is vastgezet door het stuurwiel
zowel naar boven als beneden te
drukken.

Advertenties

loading