Kenmerken van uw voertuig
INTERIEURLICHT
VOORZICHTIG
Gebruik de interieurverlichting niet
voor langere perioden wanneer de
motor niet draait.
Het kan een lege veroorzaken.
WAARSCHUWING
Gebruik de binnenverlichting niet
als u in het donker rijdt. Er kunnen
ongevallen optreden omdat het
zicht verslechterd door het gebruik
van de binnenverlichting.
Automatische uitschakelfunctie
(indien hiermee uitgerust)
De interieurverlichting wordt automatisch
uitgeschakeld ongeveer 20 minuten na-
dat het contactslot in de stand UIT is
gedraaid.
4
76
Kaartlamp
(indien hiermee uitgerust)
Druk de schakelaar in om de kaartlamp
aan of uit te doen. Deze lamp geeft een
straal die handig is als kaartlamp 's
nachts of als een persoonlijke lamp voor
de bestuurder en de bijrijder.
•
: In de stand "DOOR", gaat
de kaartlamp branden als
een willekeurig deur wordt
(DEUR)
geopend, ongeacht de stand
van het contactslot. Als de
deuren met de zender (of in-
telligente sleutel) worden
ontgrendeld, gaat de kaart-
lamp gedurende ongeveer
30 seconden branden; het
licht dooft als geen portier
wordt geopend.
De kaartlamp gaat geleidelijk
uit na ongeveer 30 seconden
nadat het deur is gesloten. Als
het contactslot in de stand AAN
staat en alle portieren zijn ver-
grendeld, gaat de kaartlamp
onmiddellijk UIT. Als een deur
wordt geopend en het contact-
slot staat in de stand ACC of
LOCK, blijft de kaartlamp gedu-
rende ongeveer 20 minuten
branden. Als echter een deur
wordt geopend en het contact-
OIA043030
slot staat in de stand ON, blijft
de kaartlamp doorlopend bran-
den.
•
O
: De lamp gaat uit, zelfs als een
deur geopend wordt.
(UIT)
Als de lamp aangezet wordt
door op de lens (1) te drukken,
dan schakelt de lamp niet uit
als de schakelaar (2) in de UIT
stand staat.
•
: De kaartlamp en de kamer-
lamp blijven altijd branden.
(AAN)