Kenmerken van uw voertuig
Cruise indicator
(indien hiermee uitgerust)
CRUISE indicator
De indicator brandt als het cruise control
systeem geactiveerd is.
De cruise-indicator in het instrumenten-
paneel brandt als de cruise control AAN-
UIT knop op het stuur ingedrukt wordt.
De indicator gaat uit als de cruise control
AAN-UIT knop opnieuw wordt ingedrukt.
Voor meer informatie over gebruik de
cruise control, raadpleeg "Cruise control
systeem" in sectie 5.
Cruise SET indicator
De indicator brandt als de cruise control
schakelaar (-SET of RES+) AAN staat.
De cruise SET indicator in het instru-
mentenpaneel brandt als de cruise con-
trol schakelaar (-SET of RES+) wordt
ingedrukt.
De cruise SET indicator brandt niet als
de cruise control schakelaar (ANNULE-
REN) ingedrukt wordt of als het systeem
ontkoppeld wordt.
4
64
Schuifdak open waarschuwingslamp
(indien hiermee uitgerust)
Als de bestuurder de ontstekingssleutel
(Smart key: schakelt de motor uit) verwi-
jdert en de deur aan de bestuurderskant
opent als het schuifdak niet volledig ges-
loten is, dan zal er een waarschuwings-
bel te horen zijn en knipprt of brandt
schuifdak Open Waarschuwing.
SET
Sluit het schuifdak goed als u uw voertu-
ig verlaat.
Schakel de "ZEKERINGSCHAKE-
LAAR" in (indien hiermee uitgerust)
• Deze waarschuwingslamp brandt als
de zekeringschakelaar indien de zek-
eringdoos UIT staat.
• Dit betekent dat u de zekeringschake-
laar moet inschakelen.
Voor meer informatie, raadpleeg "Zeke-
ringen" in sectie 7.