11.3 Controle van de responstijd (t90)
1. Voer een gevoeligheidskalibratie uit en controleer de
responstijd.
2. Vergelijk de responstijd met de t90-waarden die vermeld
staan op het bijbehorende gegevensblad van de sensor.
VOORZICHTIG
Vertraagde responstijd bij de gasdetectiecentrale.
Als de transmitter is aangesloten op centrales, kan de totale
responstijd worden vertraagd. Het volledige meetpad moet
worden verdisconteerd (bijv. latentie van de centrale).
► Zorg ervoor dat de vereiste responstijd wordt
aangehouden.
12
Instrumentinstellingen
12.1 Combinaties van vergrendeling en
bevestiging van alarmen
De volgende voorbeelden geven een overzicht van relais-
bevestigingscombinaties.
Vergrendelend
(Handmatige relais-
reset)
Bevestigbaar
Relais-reset is te allen tijde mogelijk.
Niet-bevestig-
Relais-reset is niet mogelijk voordat de
baar
alarmvoorwaarde is verwijderd.
Vergrendelende en niet-vergrendelende signalen hebben
geen tijdsbegrenzing. Vergrendelende signalen blijven actief
totdat ze zijn bevestigd. Niet-vergrendelende signalen
stoppen zodra de triggervoorwaarde is verwijderd.
12.2 Relais
Het instrument wordt geleverd met alle relais (A1, A2, FLT)
standaard geconfigureerd op "normaal onder spanning". Dit
leidt tot een "faalveilig" gebruik.
De relaislabels (NO, COM, NC) geven de standaardtoestand
(normaal onder spanning) aan van alle relais terwijl het
instrument wordt gevoed
12.2.1 Relais A1 of A2 configureren
Deze functie definieert, of het alarmrelais tijdens normaal
gebruik van spanning wordt voorzien of tijdens een
alarmconditie van spanning wordt voorzien.
Normaal onder
Het relaiscontact wordt tijdens normaal
spanning
gebruik bekrachtigd en wijzigt, als een
A1/A2 ENERG
alarm wordt geactiveerd. Bij stroomuitval
- ON
wordt hierdoor een alarm geactiveerd
(faalsafe).
Dräger Polytron
Niet-vergrendelend
(Automatische relais-
reset nadat de
alarmvoorwaarde is
verwijderd)
®
5000-serie
Onder span-
Als er een alarm wordt geactiveerd, wordt
ning bij alarm
het relaiscontact bekrachtigd.
A1/A2 ENERG
- OFF
1. Selecteer A1 - ENERG - OFF / ON of A2 - ENERG - OFF
/ ON.
Het display wisselt tussen de actuele waarde en de
menu-optie.
2. Tik op [OK].
De waarde knippert (gegevensinvoermodus).
3. De waarde wijzigen.
● Tik op [OMHOOG] voor Energized on alarm (Onder
spanning bij alarm) (OFF).
● Tik op [OMLAAG] voor Normally energized (Normaal
onder spanning). (ON)
4. Bevestig met [OK].
De waarde is ingesteld en het instrument keert terug naar
het menu.
12.2.2 Instellen foutrelais opwarmen 1
Deze functie wordt gebruikt voor instelling van de werking van
het foutrelais gedurende opwarming 1 ter indicatie van de
opwarming 1 toestand op de relaisuitgang.
Statisch
Het foutrelais triggert permanent een aan-
FAIL-FREQ-
gesloten alarmindicator.
Stdy
De oranje LED brandt constant.
Dynamisch
Het foutrelais schakelt om de 9 seconden
FAIL-FREQ-
om.
PULS
Voorbeeld:
– Een claxon is aangesloten op de foutre-
laisuitgang Normaal open.
– Relais worden geconfigureerd als nor-
maal onder spanning.
De claxon en de oranje LED van de
transmitter zijn 1 seconde actief en 9
seconden inactief.
1. Selecteer FAIL-FREQ-Stdy / PULS.
Het display wisselt tussen de actuele waarde en de
menu-optie
2. Tik op [OK].
De waarde knippert (gegevensinvoermodus).
3. Wijzig de waarde.
● Tik op [OMHOOG] voor Static (Statisch) (Stdy) .
● Tik op [OMLAAG] voor Dynamic (Dynamisch) (PULS).
4. Bevestig met [OK].
De waarde is ingesteld en het instrument keert terug naar
het menu.
Instrumentinstellingen
nl