10.2 Waarschuwingen
Waar-
Oorzaak
schu-
wingsnu
mmer
Info 300
Instrumentinstellin-
gen en sensorin-
stellingen zijn
verschillend
Info 301
De sensor is aan
het opwarmen
Info 302
Beam block-waar-
schuwing
Info 303
Waarschuwing
fabrieksinstellin-
gen overschrijven
Info 305
Gascategorie,
gastype, gaseen-
heid of FSD is
gewijzigd.
Info 306
Overschrijding van
sensortempera-
tuur van 75 °C
11
Onderhoud
– De onderhoudsintervallen dienen te worden vastgesteld
voor elke individuele installatie. Deze moeten wellicht
worden verkort, afhankelijk van de
Dräger Polytron
Oplossing
Om instrumentinstellingen
te selecteren, tikt u op
[OMLAAG]. Om sensorin-
stellingen te selecteren, tikt
u op [OMHOOG]. Na het
maken van een keuze
toont het display 'lopende
streepjes'. Zodra de gege-
vensoverdracht voltooid is,
toont het display 'CHk
CONF CAL'. Tikt u op [OK]
, dan toont het display
'lopende streepjes' en
schakelt vervolgens terug
naar normaal bedrijf.
Wacht tot de opwarmfase
is beëindigd.
Optische oppervlakken rei-
nigen; zo nodig controle-
ren of hydrofoob filter,
procescuvette of pro-
cesadaper correct gemon-
teerd zijn. Raadpleeg het
Technisch Handboek van
de PIR 7x00, hoofdstuk
"Meetcuvette van het
gasinstrument controleren
en zo nodig reinigen" en
hoofdstuk "Storingen, oor-
zaak en oplossing" voor
meer informatie.
Tik op [OK] en de fabriek-
sinstellingen worden uit het
instrument in de sensor
geladen. CHk CONF CAL
wordt weergegeven. Tikt u
op [OK] , dan toont het dis-
play 'lopende streepjes' en
schakelt vervolgens terug
naar normaal bedrijf.
Tik op [OK] om te bevesti-
gen; controleer alle confi-
guratiewaarden en
controleer opnieuw de kali-
bratie.
Temperatuur verlagen,
instrument afdekken met
zonnescherm.
®
5000-serie
veiligheidsoverwegingen en de van toepassing zijnde
specifieke omstandigheden waarbinnen het instrument
wordt gebruikt/
Om de 6 maanden
– Inspectie door specifiek opgeleid onderhoudspersoneel.
– Controleer de signaaloverdracht naar de centrale, de
LEDs en de activatie van alarmapparaten.
Kalibraties dienen op periodieke basis te worden uitgevoerd,
zie 9 Kalibratie
● Voor controle van de signaaloverdracht naar de centrale,
(zie "Analoge interface testen", pagina 88).
● Voor controle van de LEDs en de activatie van
alarmapparaten, (zie "Testen van alarmen/relais",
pagina 86).
O
-sensortest
2
Om zuurstof (O
) sensoren op hun juiste nulpunt te testen,
2
uitsluitend stikstof (N
) gebruiken! Een test kalibreert de
2
sensor niet. Als het nulpunt onjuist is, contact opnemen met
Dräger of de sensor vervangen.
11.1 Vervangen van de sensor
WAARSCHUWING
Foutieve kalibratie
Foutieve kalibratie kan tot onnauwkeurige aflezingen leiden.
► U dient alle instellingen en parameters op juistheid te
controleren, indien de sensor is vervangen.
► Controleer de kalibratie om de juiste werking te verifiëren.
Sensor lock (SNR - Lock)
®
Polytron
5100 EC-specifiek:
Wanneer een afwijkend sensor-onderdeelnummer is
geïnstalleerd, switcht het display heen en weer tussen 'SNR'
en 'Lock' ter indicatie dat, indien geaccepteerd, de
fabrieksinstellingen van de sensor worden geladen.
®
Polytron
57x0 IR-specifiek:
Wanneer een afwijkend sensor-onderdeelnummer is
geïnstalleerd, (334, 340 or CO
weer tussen 'SNR' en 'Lock' ter indicatie dat, indien
geaccepteerd, de fabrieksinstellingen van de sensor worden
geladen.
Accepteren van de nieuwe sensor
● [OK] indrukken en ingedrukt houden
De countdown start pas na 5 seconden om te
waarborgen dat de sensor niet per vergissing wordt
geactiveerd.
®
11.1.1 Polytron
5100 EC
De sensor kan in het gevaarlijke, geclassificeerde gebied
worden vervangen zonder de voeding te onderbreken.
Vervangen van de sensor
Zie afbeelding C op de uitvouwpagina.
Een sensor kan te allen tijde worden vervangen.
Onderhoud
), switcht het display heen en
2
nl