Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Mechanische Installatie; Elektrische Installatie - Dräger Polytron 5000 Series Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

nl
Veiligheidsgerelateerde informatie
apparaat mag niet worden gebruikt bij
omgevingstemperaturen buiten het op het apparaat
aangegeven temperatuurbereik.
Het apparaat is bedoeld voor gebruik in gevaarlijke
gebieden Klasse II, Div. 1 of Div. 2, waarin stof uit de
groepen E, F, G aanwezig kan zijn. Het apparaat mag niet
worden gebruikt bij omgevingstemperaturen buiten het op
het apparaat aangegeven temperatuurbereik.
Voor SIL-toepassingen zijn de volgende configuraties en
taken vereist.
– De instellingen voor de relais A1 en A2 moeten gelijk zijn.
– De relais moeten normaal onder spanning worden
gebruikt (energized on).
– Voor SIL-conformiteit zijn beide alarmrelais benodigd voor
het activeren van een alarmapparaat.
Bij gebruik van de relaisuitgang NO (normaal geopend) de
relais in serie schakelen.
Bij gebruik van de relaisuitgang NC (normaal gesloten) de
relais parallel schakelen.
– Test de relais en de alarmindicatoren om de 3 maanden.
– Neem de documentatie van de desbetreffende sensor in
acht (bijv. Gebruiksaanwijzing PIR 7000).
1.3

Mechanische installatie

– De lokale en nationale codes en regelgeving die van
toepassing zijn op de installatie van gasdetectiesystemen
dienen strikt te worden nageleefd.
– De fysische gegevens van het te detecteren gas of de te
detecteren damp en de bijzonderheden van de toepassing
(bijv. mogelijke lekken, luchtbeweging / tocht, enz.) dienen
in acht te worden genomen.
– Met het toekomstige gebruik van accessoires en
onderhoudsapparatuur dient rekening te worden
gehouden.
– De toegang van gas of dampen tot de sensor dient niet
gehinderd te worden.
– Het instrument mag niet blootgesteld te worden aan
stralingswarmte die ertoe leidt dat de temperatuur tot
boven de limiet stijgt, zoals aangegeven in
17.6 Omgevingsparameters. Het gebruik van een
reflecterende afscherming wordt aanbevolen.
– Het instrument kan in de ingang van de leiding zijn
voorzien van een stofplug. Deze plug is niet explosieveilig,
noch waterdicht en dient te worden verwijderd, alvorens
het instrument aan te sluiten op een verzegelde leiding of
bij plaatsing van een vuurvaste kabelpakking.
– Ongebruikte openingen dienen te worden afgesloten met
een plug. Zie voor het juiste aanhaalmoment van
leidingkoppelstukken, kabelwartels, pluggen en sensor
17.7 Aanhaalmoment.
– Voor systemen zonder leidingen dient een goedgekeurde
kabelwartel te worden gebruikt (bijv. Hawke
A501/421/A/¾" NPT of soortgelijk)
– De drukvaste / explosieveilige koppelstukken zijn niet
conform de relevante minimum- of maximumwaarden van
EN/IEC 60079-1. De gebruiker dient de koppelstukken
niet te bewerken.
– WAARSCHUWING: Alleen voor installaties met
kabelbuizen: Om het risico van ontsteking van een
gevaarlijke atmosfeer te verlagen, is binnen 45,7 cm
(18 inch) van de behuizing een leidingafdichting vereist.
®
Polytron
5100 EC-specifiek:
– Aanbevolen sensorrichting: neerwaarts (Zoals getoond in
afbeelding C op de uitvouwpagina).
®
Polytron
5200 CAT-specifiek:
– Voorkeursrichting van de sensor: neerwaarts. Als de
sensoringang beschermd is tegen mechanische schade
en binnendringend water en vuil, is elke sensorrichting
toegestaan.
®
Polytron
57x0 IR-specifiek:
– De voorkeursrichting van de Dräger PIR 7x00 sensor
moet worden aangehouden (Zie afbeelding E op de
uitvouwpagina). Een grotere afwijking en gebruik van de
voorgeïnstalleerde spatbescherming leiden tot een
langere responstijd (zie de gebruiksaanwijzing bij de PIR
7x00).
– Een andere richting is alleen toegestaan, indien de PIR
7x00 zonder spatbeschermingskap gebruikt wordt, bijv.
voor toepassingen in leidingen. Indien in een leiding
geplaatst, bestaat er een verhoogd risico voor de vorming
van afzetting op de optische oppervlakken.
– Het gebruik van de voorgeïnstalleerde spatbescherming
wordt aanbevolen om de sensor te beschermen tegen
water en stof.
– Indien de voorgeïnstalleerde spatbescherming
(onderdeelnr. 6811911 of 6811912) wordt gebruikt, dient u
ervoor te zorgen dat de statusindicatielampjes in een
verticale lijn zijn geplaatst en het Dräger-logo van de
spatbescherming horizontaal is geplaatst. Een maximale
afwijking van ±10 graden ten opzichte van de horizontale
positie is toegestaan.
– Vloeistoffen en/of de vorming van afzetting op de optische
oppervlakken van de PIR 7x00 kan/kunnen leiden tot een
waarschuwing of storing,
– Voor de explosieveilige versie wordt aanbevolen een
afstandsstuk (onderdeelnr. 6812617) te gebruiken, indien
het instrument op een wand of tegen een vlakke structuur
aan wordt gemonteerd.
1.4

Elektrische installatie

– De elektriciteitscodes die van toepassing zijn op de
plaatsing en aansluiting van elektrische spannings- en
signaalbedrading op gasdetectiesystemen dienen strikt te
worden nageleefd.
– Er dienen adereindhulzen te worden gebruikt.
– De stroomtoevoergeleiders dienen een voldoende lage
weerstand te hebben, zodat het instrument van de juiste
voedingsspanning voorzien wordt.
– De draadisolatie moet op 5 tot 7mm worden afgestript.
– Secundair spanningscircuit, bedoeld om te worden
gevoed vanuit een isolerende bron (geldt niet voor
spanningscircuits met relais).
®
Dräger Polytron
5000-serie

Advertenties

Hoofdstukken

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave