nl
Installatie van sensoren
3. Installeer de elektrische bedrading zie de
gebruiksaanwijzing van het Docking Station (9033242).
4. Schroef de transmitter stevig vast op het Docking Station
met behulp van 4 schroeven met een aanhaalmoment van
8 Nm (70 LB IN.). De 4 schroeven worden meegeleverd
(M6, 1/4" bouten met inbusdoppen).
5.2
Elektrische installatie met Docking
Station
1. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing 9033242.
6
Installatie van sensoren
6.1
Installeren van EC-sensor
zie afbeelding C op de uitvouwpagina.
Dit punt geldt alleen voor Polytron
1. Als het instrument reeds in gebruik is, activeert u de
functie om de sensor te wijzigen (sensor-
vervangingsfunctie). Gebeurt dit niet, wordt een storing
afgebeeld wanneer de sensor wordt uitgeplugd.
2. Draai de stelschroef los, 2mm inbusschroef.
3. Schroef de bajonetring los en verwijder de afdichting of
oude sensor.
4. Plaats de sensor in de opening. Het Dräger logo op de
sensor dient in de richting van de markering van de
behuizing van de sensor gericht te zijn.
5. Bevestig de sensor met de bajonetsluiting.
6. Draai de stelschroef aan.
Verplicht voor Zone 22 installaties.
Afhankelijk van het type explosieveiligheid worden er
verschillende sensoren gebruikt. Zie voor installatie van de
verschillende sensoren de bijbehorende gebruiksaanwijzing
van de desbetreffende sensor.
7
Het instrument in bedrijf stellen
1. Schakel de spanningsvoorziening in.
®
● Polytron
5100 EC
Het display toont de resterende tijd in minuten tot
de sensor gereed is voor meting (bijv. t 016).
● Alle overige Polytron 5000 instrumenten
Het display toont Info 301 tot de sensor gereed is
voor meting.
Het foutrelais signaleert een storing.
Het instrument doorloopt een opstartcyclus (LCD /
LED test, software-versie en initialisatie) en start de
opwarmperiode.
Het onderhoudssignaal op de 4-20mA interface wordt
overgedragen tot de sensor is opgewarmd.
Maximale opwarmtijd van een nieuwe sensor: zie de
gebruiksaanwijzing bij de sensor.
Na de opwarmperiode kan het instrument op normale
wijze gebruikt worden. Het display toont de actuele
gasconcentratie en de meeteenheid. De groene LED
is verlicht.
®
5100 EC
2. Kalibreer het instrument zo nodig opnieuw.
®
Polytron
5200 CAT-specifiek:
Wijziging van de sensor tijdens het opwarmen
Bij wijziging van de sensorselectie tijdens het opwarmen
verschijnt Err - 109. Door het instrument uit en weer in te
schakelen wordt de wijziging geaccepteerd. Alle configuraties
moeten worden gecontroleerd, en het instrument dient te
worden gekalibreerd.
8
Bediening
8.1
Display, analoge interface en
relaisstatus
8.1.1 Meetmodus
Het volgende displayvoorbeeld toont Polytron
Displayvoorbeeld
Beschrijving
Tijdens normaal gebruik geeft het dis-
play de gemeten gasconcentratie en
de meeteenheid aan.
8.1.2 Speciale toestanden
Als het instrument in een speciale toestand verkeert, is een
juiste meting of alarmering niet langer gewaarborgd.
Dat is het geval:
– Als de gasconcentratie het meetbereik overschrijdt.
– Als er een storing optreedt.
– Tijdens kalibraties.
– Tijdens bumptests.
– Tijdens de opwarmfase.
– Tijdens onderhoud.
Voor de stroom van de analoge interface die met het analoge
signaal correspondeert, raadpleegt u 17.2.
Displayvoorbeeld
Beschrijving
Waarde overschrijdt meetbereik
(Bereiksoverschrijding / hockeysticks
hoog)
De gasconcentratie ligt buiten het
meetbereik van de sensor.
Analoge interface: Meetbereik over-
schreden
Relais: A2 relaisschakelaars
Waarde onderschrijdt meetbereik
(Bereiksonderschrijding / hockeys-
ticks laag)
De gasconcentratie ligt buiten het
meetbereik van de sensor.
Analoge interface: Vlaag onder nul
Relais: Foutrelaisschakelaars
®
5100 EC.
®
Dräger Polytron
5000-serie