Relaisconfiguratie: onder spanning bij alarm
Contact
Alarmindicatortoestand en storingindica-
tie door de alarmindicator
Alarm geacti-
veerd
Normaal
OFF (UIT)
gesloten
Normaal open ON (AAN)
Aansluiten van de relaisconnector
De draden voor alarmapparaten moeten worden aangesloten
op de 9-pins connector. Er is een stukje draadisolatie
(krimpkous) en rubberen bescherming meegeleverd voor
extra bescherming van de relaisdraden.
1. Plug de 9-pins connector uit.
2. Knip de krimpkous zoals benodigd en schuif deze over de
relaisdraden, alvorens deze in de 9-pins connector in te
voeren.
3. Plaats de krimpkous aan de rand van de draadisolatie en
gebruik een warmtepistool om de krimpkous veilig op de
draadisolatie te krimpen.
4. Schuif de rubberen bescherming over de draden.
5. Sluit de draden voor alarm 1 (vooralarm), alarm 2
(hoofdalarm) en het storingsalarm aan op de klemmen,
zoals aangegeven in de bedradingstabel.
6. Steek de connector terug in het contactpunt en draai de
schroeven aan.
7. Sluit het instrument, zie 4.2.8 Sluiten van het instrument.
4.2.6 Aansluiten van de 4-20mA interface
Zie voor aansluitingen op een centrale (PLC) de bij de
centrale geleverde documentatie.
1. Neem de 3-pins connector uit.
2. Sluit de drie draden voor de voeding en het signaal aan op
de bijbehorende klemmenstrook, zoals aangegeven in de
bedradingstabel en de afbeelding.
3. Steek de connector terug in het contactpunt en draai de
schroeven aan.
4. Sluit het instrument, zie 4.2.8 Sluiten van het instrument.
4.2.7 Aarding
1. Aard de instrumentbehuizing ter plekke op de aardingslip,
zie afbeeldingen G en H op de uitvouwpagina..
2. Verbind de afscherming van de draden uitsluitend met
instrumentaarding van de centrale (bijv. chassis, aardrail,
etc.).
De afscherming dient alleen aan het ene uiteinde te
worden aangesloten, tenzij er speciale maatregelen (bijv.
capacitieve aarding) worden genomen.
4.2.8 Sluiten van het instrument
1. Controleer of de volgende aansluitingen correct zijn
uitgevoerd:
Dräger Polytron
Transmitter-
Veldbedra-
specifieke
dingsstoring
storing
niet aange-
aangegeven
geven
niet aange-
niet aangege-
geven
ven
®
5000-serie
Explosieveilige (Ex d) installatie - met Docking Station
a. Bedradingsschroeven met het juiste moment
aangehaald.
b. Alle kabelconnectors met schroeven geborgd.
c. De sensorconnector is ingeplugd.
®
d. Polytron
5100 EC-specifiek::
De uit de behuizing komende aardingskabel is
aangesloten op de aardingslip in de behuizing
(afbeelding H op de uitvouwpagina).
2. Plaats de PCB-eenheid terug in de behuizing.
3. Schroef het deksel terug op zijn plaats tot het met het
juiste moment is aangehaald, en draai de stelschroef vast.
5
Explosieveilige (Ex d) installatie -
met Docking Station
Leef de veiligheidsinformatie na, zoals vermeld in
1 Veiligheidsgerelateerde informatie!
Het Docking Station kan reeds zonder het gasmeetinstrument
gemonteerd, bekabeld en met het meegeleverde
voormontagedeksel afgesloten worden. Zodra de bouwfase
van de systeem is afgesloten, wordt het gasmeetinstrument
op het Docking Station gemonteerd. Daarmee wordt
voorkomen dat het instrument tijdens de bouwfase van een
systeem beschadigd raakt.
De aansluiting tussen het Docking Station en het
gasmeetinstrument geschiedt met behulp van een
„kabeldoorvoer". Afhankelijk van het gekozen
gasmeetinstrument zijn 3 kabeldoorvoer-typen beschikbaar:
– Kabeldoorvoer 3-draads voor voeding
– Kabeldoorvoer 9-draads voor voeding en relais
– Kabeldoorvoer 14-draads voor voeding,
veldbusverbindingen of relais en externe sensoren (niet
®
voor Polytron
5100 EC)
5.1
Mechanische installatie met Docking
Station
De transmitter kan worden gemonteerd voor het meten van
gassen in de omgevingslucht of in een leiding/buis.
1. Monteer het Docking Station volgens een van de volgende
opties.
Optie
Montage op een vlak opper-
vlak
Bevestiging op een stang
Montage op een kanaal/buis
Montage van de transmitter op het Docking Station:
1. Trek de scharnierpen uit het Docking Station.
2. Lijn de naaf van de transmitter uit op de naaf van het
Docking Station en duw het scharnier terug naar binnen.
De transmitter wordt nu gesteund en kan zwenken om
toegang aan de bedrading te bieden.
Boormal 4544299
Stangmontageset 4544198
Kanaalmontageset 6812725
®
Voor Polytron
57x0 IR:
6812300
nl