nl
Explosieveilige (Ex d) installatie - zonder Docking Station
4.2
Elektrische installatie zonder
Docking Station
Zie voor de aanbevolen aanhaalmomenten en toegestane
bedradingsspecificaties 17.3 Kabeleigenschappen.
4.2.1 Bedradingstabellen
4-20mA / voeding
Pin
Mar-
Functie
kering
1
4-20 /
4 tot 20 mA signaal (gebruik als bron of sink)
S
2
V-
3
+
V+
®
Polytron
5100 EC 4-20mA / voeding
Zie afbeelding H op de uitvouwpagina.
Pin
Mar-
Draad
Functie
kering
kleur
1
4-20 /
bruin
4 tot 20 mA signaal (gebruik als bron
S
of sink)
2
zwart
V-
3
+
rood
V+
Relais connector
De relaislabels (NO, COM, NC) geven de standaardtoestand
(normaal onder spanning) aan van alle relais terwijl het
instrument wordt gevoed.
Pin
Mar-
Relais
kering
1
NO
FLT
Storing Normaal open
2
COM
Storing Common
3
NC
Storing Normaal gesloten
4
NO
A2
A2
5
COM
A2
6
NC
A2
7
NO
A1
A1
8
COM
A1
9
NC
A1
4.2.2 Afbeeldingen op de uitvouwpagina
Afbe
Aansluitschema voor instrumenten
eldin
g
G
1)
Behuizingsaarding
G1
PCB eenheid Polytron
G2
PCB eenheid Polytron
IR
Normaal open
Common
Normaal gesloten
Normaal open
Common
Normaal gesloten
®
57x0 IR
®
®
5200 CAT / Polytron
5310
Afbe
Aansluitschema voor instrumenten
eldin
g
H
Behuizingsaarding en interne bedrading van Poly-
®
1)
tron
5100 EC
I1
4-20 mA (stroombron)
I2
4-20 mA (stroomsink)
I3
Stand-alone, alleen relais
H1
2-draadsaansluiting van Polytron
J
Relaiskaart installeren
1) Installeer veiligheidsaarde voor instrumenten zonder relaisoptie
potentiaalvereffening
.
4.2.3 Voorbereiden van de elektrische installatie
1. Draai de borgmoer (2) los en schroef het deksel van het
instrument, zie afbeelding A op de uitvouwpagina.
2. Trek de PCB-unit naar buiten.
3. Raadpleeg de desbetreffende afbeelding behorende bij
®
uw Polytron
-model en signaaluitgang, zie uitvouwpagina.
4.2.4 Het instrument aansluiten als stand-alone
unit
1. Neem de 3-pins connector uit.
2. Sluit de draden voor de voeding aan op de bijbehorende
klemmenstrook, zoals aangegeven in afbeelding I3 op de
uitvouwpagina.
3. Brug de pinnen 1 en 2 van de 3-pins connector.
4. Sluit de relaisdraden aan, zie 4.2.5 Elektrische aansluiting
van relaisoptie
5. Sluit het instrument, zie 4.2.8 Sluiten van het instrument.
4.2.5 Elektrische aansluiting van relaisoptie
De volgende tabellen tonen de toestand van een aangesloten
alarmindicator en geven aan of deze storingen zoals
stroomuitval aan de transmitter doorgeeft.
Het gedrag van het relais hangt af van de alarmconfiguratie
en het relaiscontact waarmee de alarmindicator is verbonden.
Relaisconfiguratie: Normaal onder spanning
Contact
Alarmindicatortoestand en storingindica-
tie door de alarmindicator
Alarm geacti-
veerd
Normaal
ON (AAN)
gesloten
Normaal open OFF (UIT)
®
5100 EC
Transmitter-
Veldbedra-
specifieke
dingsstoring
storing
aangegeven
niet aangege-
ven
aangegeven
aangegeven
®
Dräger Polytron
5000-serie
als