7.6.19
Remmen vervangen BE02 bij motoren DR..56
ü De motor en alle aangesloten opties zijn stroomloos geschakeld.
ü De motor is beveiligd tegen ongewenst inschakelen.
1. Demonteer de volgende onderdelen:
2. Demonteer het klemmenkastdeksel en maak de remkabel van de remaansturing/
3. Draai de schroeven uit en neem de rem, eventueel met remlagerschild, van de
4. Vervang de afdichting [392]. Let op de uitlijning van de afdichting.
5. Indien nodig meenemer [70], spie [71] en borgring [62] vervangen, zie hoofdstuk
6. Voer de remkabel van de nieuwe rem in de klemmenkast in.
7. Plaats de nieuwe rem. Let daarbij op de juiste uitlijning van de kabelaansluiting en
8. Bevestig de rem weer met de schroeven.
9. Monteer de gedemonteerde onderdelen van de motor.
Inspectie-/onderhoudswerkzaamheden remmotoren DR..56 – 315
ð demonteer, indien aanwezig, de onafhankelijk aangedreven ventilator en de
encoder, zie het hoofdstuk "Voorbereiding voor het onderhoud van motor en
rem" (→ 2 134).
ð Flenskap [212] of ventilatorkap [35], borgring [32/62] en ventilator [36] demon-
teren
aansluitklemmen los. Bevestig eventueel de sleepdraad aan de remkabels.
stator.
ð DR2..56: Schroeven [13]
"Stappen inspectie remmotoren DR..63 – 315" (→ 2 189).
de vertanding van de remschijven.
ð Cilinderschroeven [13]
ð Aanhaalmoment 3.3 Nm
ð Tolerantie ±10 %
Inspectie/onderhoud
Technische handleiding – Draaistroommotoren
7
207