Veiligheidsaanwijzingen
2
Opstelling/montage
2.6
Opstelling/montage
2.6.1
Beperkingen met betrekking tot het gebruik
12
Technische handleiding – Draaistroommotoren
Let tijdens de montage op onderstaande punten:
•
Zorg voor een vlakke opslag, goede voet- en flensmontage en exacte uitlijning bij
rechtstreekse koppeling.
•
Voorkom door de montage veroorzaakte resonanties met de draaifrequentie en de
dubbele netfrequentie.
•
Licht de rem (bij motoren met aangebouwde rem).
•
Draai de rotor met de hand en let op ongewone sleepgeluiden.
•
Controleer de draairichting in ongekoppelde toestand.
•
Trek riemschijven en koppelingen alleen met geschikte installaties op of af (ver-
warmen!). Dek riemschijven en koppelingen met een aanraakbeveiliging af. Voor-
kom ontoelaatbare riemspanningen.
•
Breng de eventueel noodzakelijke leidingaansluitingen tot stand.
•
Voorzie uitvoeringen met het aseinde naar boven van een afdekking, zodat er
geen verontreinigingen in de ventilator kunnen vallen. De ventilatie mag niet wor-
den belemmerd en de afvoerlucht mag niet meteen weer worden aangezogen.
Hetzelfde geldt voor de afvoerlucht van eventuele nabije aggregaten.
Neem bovendien de aanwijzingen in het hoofdstuk "Mechanische installa-
tie" (→ 2 36) in acht.
Als er niet uitdrukkelijk in is voorzien, zijn de onderstaande toepassingen verboden:
•
in een explosiegevaarlijke omgeving
•
in een omgeving met schadelijke oliën, zuren, gassen, dampen, stof en straling.