Elektrische installatie
5
Encoder aansluiten
[1]
[1891]
5.14.4
Encoder .K8./.V8. aansluiten
112
Technische handleiding – Draaistroommotoren
[220]
[A]
[1899] [1897]
[42]
[1889]
[1900]
[1927]
[1902]
[1901]
De geïntegreerde encoderconnector (onderdelen 1164 en 619) kan in 90°-stappen
worden gedraaid om een variabele kabeluitgang van het aansluitdeksel [619] mogelijk
te maken.
Deel C kan met +- 360 graden in stappen van 90° worden uitgelijnd door de schroe-
ven D los te draaien om zo een variabele kabeluitgang van het aansluitdeksel mogelijk
te maken [619].
Bovendien kan bij veel motorconfiguraties het encoderdeksel [361] met +- 360 graden
in 90%-stappen worden gedraaid om een variabele aansluitzijde van de geïntegreerde
encoderaansluiting mogelijk te maken (onderdelen 1164 en 619). Draai daarvoor de
schroeven 34 en de schijven 33 los. De draaibaarheid kan evt. worden beperkt door
de volgende configuratiekenmerken van de motor:- bouwgrootte
•
positie van de handremlichter van de rem
•
bepaalde reductorcombinaties
•
voetafmeting van de motor
•
Aansluittechniek van de motor (bijv. connectoren)
•
Combi met onafhankelijk aangedreven ventilator
•
Toepassingslimieten in het systeem
1. Draai de schroeven van het aansluitdeksel [619] los en verwijder het aansluitdek-
sel [619].
2. Sluit de encoder aan met behulp van het schema. Neem de striplengte van 8 mm
bij het aansluiten op de veerdrukaansluitklem in het aansluitdeksel [1164].
3. Plaats het aansluitdeksel [619] op de aansluitadapter [1164].
[1929]
[1898]
[1898] [1897]
[35]
[22]
[1896]
[1895]
[1895]
[619]
[E]
[D]
[1164]
[C]
[B]
[232]
[34]
[33]
[361]
9007227788914699