Cruisecontrol
De cruisecontrol (CC
29
) helpt u een gelijkma-
tige snelheid aan te houden, wat voor een
comfortabeler rijervaring kan zorgen tijdens
lange ritten op snelwegen en lange, rechte
hoofdwegen met een gelijkmatige door-
stroom.
Overzicht
Knoppen en symbolen voor de functie.
: Activeert de cruisecontrol vanuit de
stand-bystand en hervat de opgeslagen
snelheid
: Verhoogt de opgeslagen snelheid
29
Cruise Control
30
Adaptive Cruise Control
: Vanuit de stand-bystand – activeert
de cruisecontrol en slaat de actuele snel-
heid op
: Vanuit de actieve stand – deacti-
veert de cruisecontrol/zet deze stand-by
: Verlaagt de opgeslagen snelheid
Aanduiding voor opgeslagen snelheid
Actuele rijsnelheid
Opgeslagen snelheid
N.B.
Bij een auto met adaptieve cruisecontrol*
30
(ACC
) kunt u wisselen tussen cruisecon-
trol en adaptieve cruisecontrol.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
WAARSCHUWING
De functie is een systeem voor aanvul-
•
lende rijhulp om de bestuurder te ont-
lasten en de rijveiligheid te verhogen,
maar het systeem werkt niet in alle ver-
keers-, weers- en wegomstandighe-
den.
U wordt geadviseerd om alle paragra-
•
fen over het systeem in de gebruikers-
handleiding door te nemen en bijvoor-
beeld te lezen over de beperkingen die
u moet kennen voordat u het systeem
gebruikt.
De rijhulpsystemen ontslaan u niet van
•
de plicht om alert en adequaat te rea-
geren, zodat u de auto altijd op een vei-
lige manier moet blijven besturen, met
inachtneming van een passende snel-
heid en geschikte afstand tot andere
weggebruikers en met respect voor de
geldende verkeersregels en -bepalin-
gen.
Motorrem gebruiken in plaats van
bedrijfsrem
De cruisecontrol regelt de snelheid met een
gereduceerde remingreep vanuit de bedrijfs-
rem. Op een aflopende helling kan het soms
}}
289
* Optie/accessoire.