Alarm*
Het alarm waarschuwt met akoestische en
visuele signalen als iemand zonder een gel-
dige transpondersleutel inbreekt in de auto of
de startaccu of de alarmsirene manipuleert.
Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als:
een portier, de motorkap of de achterklep
•
13
wordt geopend
er beweging in de passagiersruimte wordt
•
waargenomen (als er een bewegingsmel-
der* aanwezig is)
de auto wordt opgetakeld of weggesleept
•
(op auto's met een hellingssensor*)
een kabel van de startaccu wordt losge-
•
koppeld
de sirene wordt losgekoppeld.
•
Alarmsignalen
Wanneer het alarm afgaat, gebeurt het vol-
gende:
Er klinkt een sirene, totdat u het alarm uit-
•
schakelt. Bij inactiviteit gaat de sirene na
30 seconden automatisch uit.
De alarmlichten knipperen totdat u het
•
alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan ze
na vijf minuten automatisch uit.
Als de oorzaak van het getriggerde alarm niet
wordt weggenomen, wordt de alarmcyclus tot
13
maximaal 10 keer
herhaald.
13
Geldt voor bepaalde markten.
Alarmindicatie
Een rode led op het dashboard geeft de status
van het alarmsysteem aan:
De led is uit – het alarm is uitgeschakeld.
•
De led licht om de twee seconden een-
•
maal op – het alarm is ingeschakeld.
De led knippert maximaal 30 seconden
•
lang snel vanaf het moment van uitscha-
kelen van het alarm tot aan het moment
dat contactslotstand I wordt ingeschakeld
– het alarm is afgegaan.
Bewegingsmelder en hellingssensor*
De bewegingsmelder en hellingssensor reage-
ren op bewegingen in de auto, als iemand een
ruit intikt of als iemand de wielen van de auto
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
probeert te stelen of de auto probeert weg te
slepen.
De bewegingsmelder laat het alarm afgaan bij
bewegingen in de passagiersruimte – ook
eventuele luchtstromen worden geregistreerd.
Het alarm kan dan ook afgaan, als u de auto
met een ruit of panoramadak* open laat staan
of als u de interieurverwarming gebruikt.
Om dat te voorkomen:
Sluit bij het verlaten van de auto de ruiten
•
en het panoramadak.
Bij gebruik van de interieurverwarming of
•
standverwarming dient u de blaasmonden
dusdanig af te stellen dat deze niet
omhoogwijzen.
U kunt ook een gereduceerd alarmniveau (Ver-
laagde guard) instellen om de bewegingsmel-
der en hellingssensor tijdelijk uit te schakelen.
Schakel de bewegingsmelder en hellingssen-
sor uit bij het gebruik van een veerverbinding
of autotrein, omdat het alarm kan afgaan door
de bewegingen van de auto.
}}
267
* Optie/accessoire.