BESTUURDERSONDERSTEUNING
||
WAARSCHUWING
Pilot Assist is geen systeem dat botsin-
•
gen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt
dat het systeem een voorligger niet regis-
treert.
Pilot Assist remt niet voor mensen, die-
•
ren, obstakels, kleine voertuigen (zoals
fietsen en motorfietsen), lage aanhang-
wagens/trailers, tegenliggers en lang-
zaam rijdende of stilstaande voorliggers.
Gebruik Pilot Assist niet in lastige situ-
•
aties zoals in stadsverkeer, op kruisingen,
bij gladheid, hevige regen- of sneeuwval
of slecht zicht en evenmin op weggedeel-
ten met veel water of natte sneeuw, op
bochtige wegen, op af- en opritten of met
een aanhangwagen achter de auto.
BELANGRIJK
Laat het onderhoud aan de componenten die
onderdeel zijn Pilot Assist over aan een werk-
plaats – geadviseerd wordt een erkende
Volvo-werkplaats.
In bochten en bij wegsplitsingen
Pilot Assist werkt samen met de bestuurder
zodat u de stuurhulp van Pilot Assist niet moet
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
57
312
afwachten maar altijd klaar moet staan om de
besturing over te nemen, vooral in bochten.
Als de auto een afslag of splitsing van de
•
rijstrook nadert, dient u in de richting van de
gewenste rijstrook te sturen om de gewenste
rijrichting kenbaar te maken aan Pilot Assist.
Pilot Assist probeert altijd om de auto
in het midden van de rijstrook te
houden
Wanneer Pilot Assist helpt bij het sturen, pro-
beert de functie altijd om de auto midden tussen
de rijstrookmarkeringen te brengen en het wordt
daarom aanbevolen om de auto zelf de optimale
positie te laten zoeken, om op deze manier een
zo soepel mogelijke rijervaring mogelijk te maken.
Als bestuurder controleert u of de auto op een
veilige manier in de rijstrook gebracht wordt en u
kunt de positie dus altijd aanpassen door de
besturing zelf verder over te nemen.
Mocht Pilot Assist de auto niet op een cor-
•
recte manier naar de rijstrook brengen, dan
adviseren we om Pilot Assist uit te zetten of
over te schakelen op de adaptieve cruisecon-
trol.
Overzicht
Bediening
Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies
: Activeert Pilot Assist vanuit de stand-
bystand en hervat de opgeslagen snelheid
en het opgeslagen tijdsverschil
: Verhoogt de opgeslagen snelheid
: Vanuit de stand-bystand – activeert
Pilot Assist en slaat de actuele snelheid op
: Vanuit de actieve stand – deactiveert
Pilot Assist zet deze stand-by
◀: Schakelt over van Pilot Assist op adap-
tieve cruisecontrol
: Verlaagt de opgeslagen snelheid
57
.